16 juni 2006

Witte shit




Rotterdam is een stad van passanten – anonieme en beroemde passanten. Duizenden mensen zijn hier in de loop der tijden aan boord van een schip gestapt om het oude Europa voorgoed te verlaten. Emigranten en avonturiers.
Onder hen bijvoorbeeld de Franse dichter Arthur Rimbaud, die in 1876 met de Prins van Oranje naar Nederlands Indië ging. Twintig jaar later spoorde zijn oude vriend Paul Verlaine naar Willem Kloos in Amsterdam en zag vanuit de trein een stad met kalm aandoende daken, met vensters waar het leven rustig, zeker, goedig en sterk, zuiver en veilig blijkt, en door gordijnen ziet hoe onze daverende karavaan delirisch verder rijdt.
Lee Harvey Oswald schijnt een nacht in een hotel aan de Mathenesserlaan te hebben geslapen toen hij van Rusland op weg was naar Dallas om als de vermeende moordenaar van John F. Kennedy door Jack Ruby te worden doodgeschoten.
Sommigen passanten zijn langer gebleven dan ze van plan waren. Op de Crooswijkse begraafplaats liggen zowel de componist van het Tsjechische volkslied begraven als de leider van de Oekraïense verzetsbeweging, die in het interbellum in een restaurant op de Coolsingel door een kofferbom om het leven werd gebracht.
Een van de merkwaardigste kostgangers die korte tijd in Rotterdam heeft gebivakkeerd is misschien wel de Italiaanse avant-gardist Piero Manzoni. In 1961 vulde hij 90 conservenblikjes met telkens 30 gram van zijn eigen in Milaan gebakken fecaliën en bood ze als ‘Artist’s shit (made in Italy)’ te koop aan.
De kleine elite van de kunstkenners stond er destijds bij te smullen en wie behalve van kunst ook verstand van de kunstmarkt had, kocht zo’n blikje. Je kon het gewoon op de schoorsteen zetten, want je rook er niets aan. En als je er nu mee rammelt lijkt het of er een knikker in zit.
Ik ken tenminste één Rotterdammer die destijds zo’n blikje heeft gekocht of gekregen, want hij was met Manzoni bevriend. In ieder geval heeft hij later van de verkoop van 30 gram keiharde kouwe Milanese kak een boerderij kunnen kopen. Als de uitdrukking ‘geld stinkt niet’ op waarheid berust, dan is dit er het ultieme voorbeeld van.
In 1958 kwam Manzoni naar Rotterdam om een vriend uit Milaan, die hier bij een cargadoorsbedrijf werkte, te bezoeken. Er was een afspraak gemaakt dat hij zijn nieuwste werk in de foyer van de bioscoop Kriterion in het Groothandelsgebouw zou exposeren. De man die daar de galerie beheerde werd echter wit van woede toen Manzoni zijn werk liet zien: witte doeken, schilderijen waar niets op stond.
Over Manzoni is enige legendevorming ontstaan. Hij was zo dik dat hij er nauwelijks in gekund had, maar toch is hij regelmatig in een Fiat 500 in Rotterdam gesignaleerd. Volgens anderen kwam hij altijd met de trein. Legendarisch is ook het verhaal dat hij, samen met zijn Rotterdamse kunstenaarsvriend, een van de zeldzame moderne kunstkopers wilde bezoeken. Deze bleek met zijn gezin een dagje naar zee te zijn. Daar zijn ze toen heen gegaan en hebben ze de man, die op het zonovergoten strand van Rockanje lag, de nieuwe kleren van de keizer aangetrokken. Want zo’n deal moet natuurlijk wel met enige egards worden gesloten. Dat doe je niet in een zwembroek.

Rotterdam PuntUit Magazine - juni/juli 2006

8 juni 2006

De Voetbaloorlog van 1956

(bij de Opening WK Voetbal, Duitsland 2006)

We gingen naar Den Bommel op Flakkee
om te spelen tegen de junioren van B2,
op de fiets, we hadden windje mee,
achter de trainer, die op een brommer ree.

Het veld was op een land vol kluiten,
van krijt hadden ze nog nooit gehoord,
de scheids moest op een koehoorn fluiten.
Maar we hebben er toch elf gescoord.

Zelfs onze keeper maakte een doelpunt
met één lange trap van doel naar doel.
Aan hen werd slechts de nul gegund.

Over die partij is nog lang gesproken,
met leedvermaak en ook met haatgevoel,
want al onze banden waren lek gestoken.

2 juni 2006

Leopold in Leiden

Men zoekt zich en men raakt elkander kwijt,
men volgt met vreugde en ontvlucht in spijt,
men twist en ruziet en is ontevreden
en weer verzoend en alles zonder reden.


De dichter J.H. Leopold woonde tijdens zijn studie Klassieke Letteren in Leiden, van 1884 tot 1889 op het adres Kloksteeg 4. In dit pand is de Leidse vestiging van de Haagse juridische boekhandel Jongbloed gevestigd. Ter gelegenheid van het tachtigjarig jubileum van de boekhandel is in de gang van deze huiskamerachtige winkel een plaquette met bovenstaand kwatrijn aangebracht, die ik op donderdag 1 juni 2006 met een korte inleiding over 'Leopold in Rotterdam' heb mogen onthullen.