15 augustus 2006

Zeemanshuis




Zeemanshuis Rotterdam/Maritime Hotel
(gebouw met v-vormige pyloon)

Met collega Jan Oudenaarden ben ik momenteel bezig met het samenstellen en schrijven van een boek over “150 jaar Zeemanshuis Rotterdam”. Historisch onderzoek leert dat het eerste Zeemanshuis, naar Londens voorbeeld, in 1856 werd geopend aan de Westerhaven, de tegenwoordige Calandstraat, die toen in verbinding stond met de Veerhaven en later werd gedempt.
Zeelieden werden, als ze geen officier waren, in die tijd volledig uitgebuit, niet alleen door de reders, maar ook door de zogenaamde ‘kadraaiers’ en ‘zielverkopers’, een soort koppelbazen, en door de logementhouders waar zij tijdens een verlof onderdak hadden gevonden en die met woekerwinsten voorschotten op hun gage verstrekten. De zeelieden die Hollands glorie op de wereldzeeën drijvend hielden en de geïnvesteerde kapitalen van de kooplieden veilig stelden, werden te land als het uitschot van de natie beschouwd of, om het zoals de destijds beroemde journalist J.M. Brusse beschaafder te zeggen, als “het bezinksel der grote stad”.
Het eerste jaarverslag uit 1857 van het Zeemanshuis aan de Westerhaven geeft een eerlijk, maar ontluisterend beeld van hoe men toen over de zeemam dacht: “Het is niet te ontveinzen, dat het Bestuur zijn taak met huivering aanvaard heeft. Van alle kanten toch deden zich ontmoedigende voorstellingen van verschillende aard hooren. De een was van oordeel, dat de matroos niet moest beschaafd worden; hij moest hetzelfde ruwe, half verdierlijkte wezen blijven om een goed zeeman te zijn. Een ander voorspelde, dat de matrozen onmogelijk er toe te brengen zouden zijn, in het Zeemanshuis hun intrek te nemen, daar zij na eene langdurige reis, aan wal de voorkeur zouden geven aan het vrije leven in hunne gewone logementen; boven de tucht en regel, waaraan zij vermeenden in het Zeemanshuis onderworpen te zijn. In verhouding tot het Londensche Zeemanshuis, mogt volgens de redenering van een derde, in het eerste jaar slechts op één gast gerekend worden.”
Het waren niet alleen christelijke of humanitaire motieven die tot de oprichting van een fatsoenlijke verblijfplaats voor zeelieden leidde. In de tweede helft van de 19e eeuw was de stoomvaart in opkomst. In 1873 werd bijvoorbeeld de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij opgericht, beter bekend als de Holland-Amerika Lijn.
Stoomschepen vroegen om beter opgeleid personeel. Wat overigens niet direct tot een verbetering van de positie van de bemanning leidde. In 1893 werd de Zeemansbond opgericht, ‘een vereniging op christelijken grondslag met als doel de Verheffing van den Nederlandschen Zeemansstand’. Onder verheffing werd verstaan ‘de geschiktheid voor het vak, geestesontwikkeling en verbetering van de maatschappelijke positie van de zeeman.’ In 1903 werd het ‘Christelijk Tehuis voor Zeelieden’ aan de Veerhaven in gebruik genomen.
Hoewel Gods wateren woest en weids zijn en uit één element bestaan, vroegen verschillende godsdiensten om een eigen geestelijke bediening. In 1935 werd het Rooms-katholieke Zeemanshuis Stella Maris, van het Apostolaat ter Zee, aan de Willemskade geopend. In de jaren zestig van de vorige eeuw begon de Nederlandse Koopvaardij in toenemende mate goedkopere buitenlandse bemanning te werven. Het Nederlandse zeemansbestand liepen zodanig terug dat beide zeemanshuizen samen gingen in de nieuwe Stichting Zeemanshuis Rotterdam, waar later het Maritime Hotel aan toegevoegd werd, of beter gezegd, bovenop werd gebouwd.
Aan de geschiedenis van de zeemanshuizen is de ontwikkeling van Rotterdam als wereldhaven af te lezen. We hopen het boek in oktober te presenteren

Rotterdam Magazine PuntUit aug/sept 2006