7 december 2006

Nostalgie














Op de Erasmusbrug vroeg een Duitse toerist mij waar hij de haven van Rotterdam kon vinden. Omdat ik niet direct wist wat te zeggen, verduidelijkte de man dat hij de grote schepen wilde zien, de zeekastelen, de mammoettankers, de reuzenkranen, misschien wel de hopperzuigers en de backhoes van Boskalis, of dat lopende booreiland dat al dertig jaar ergens aan de wal ligt te roesten, in ieder geval dat soort gevaartes.
Beneden op het brede, vrijwel lege water van de Nieuwe Maas voeren een paar kleine platte boten voorbij, een watertaxi schoot onder de brug door.
’t Ja, hoe leg je een vreemdeling uit waar de haven van Rotterdam ligt. Scheveningen heeft een haven, Stellendam en Delfzijl hebben een haven. Die kan je zo aanwijzen. Maar wat en waar is eigenlijk de haven van Rotterdam? Er zijn zoveel havens, kleine en grote, oude en nieuwe. Als die allemaal bij elkaar de haven van Rotterdam vormen, moeten we dan niet spreken van de havens (meervoud) van Rotterdam? Er is niet één aanwijsbare haven, er is ruim 10.000 hectare havenoppervlakte en 77 strekkende kilometer havenkade. Normaal sta je daar niet bij stil, maar als iemand het vraagt, sta je toch even met je mond vol tanden.
Ik wees ten slotte met een gebaar richting Zuid, dat hij de waterkant moest volgen en als hij dan heel lang fietste kwam hij op de Maasvlakte, waar de eigenlijke haven van Rotterdam ligt, vlak aan de Noordzee. De man keek mij enigszins argwanend aan, hij had thuis natuurlijk van de wereldhaven gehoord en gelezen en was nu teleurgesteld dat er geen grote zeeschepen waren te zien. Hij fietste verder en ook ik vervolgde mijn weg, richting centrum.
Nog niet zo heel lang geleden zou je een Duitser een rondje om de kerk en dan immer gerade aus hebben gestuurd. Maar het was een aardige meneer van een jaar of veertig. Hij was op de fiets, zo’n superbike met alles d’r op en d’r aan, die had je in de oorlog nog niet, dus die kon onmogelijk van mijn vader zijn geweest. Dat soort grappen kan je ook niet meer maken. Toch hield de combinatie Duitser, Rotterdam en fiets mij nog bezig.
Als ik over de Erasmusbrug ga, moet ik altijd even denken aan een goede bekende die in een psychotische toestand van de brug was gesprongen. Drie maanden later werd ze gevonden. Ze had haar fiets op het wegdek achtergelaten, zo kon ze worden geïdentificeerd.
En ik had me de laatste tijd met de geschiedenis bezig gehouden, met de oude, vooroorlogse stad. Oude foto’s en plattegronden bekeken. Mooie gebouwen en bijzondere plaatsen vergeleken met de huidige situatie. Er waren toen veel krotten, smalle straten en stegen, doorloopjes en doorkijkjes, naast gebouwen van grote schoonheid en karakteristieke eigentijdsheid. Ik heb die stad niet gekend, dus van nostalgie kan ik niet spreken.
Maar een ander, om zo te zeggen moderner soort nostalgie steekt de kop op. Want veel gebouwen, die voor mij onlosmakelijk met het moderne naoorlogse Rotterdam hebben te maken, verdwijnen voorgoed uit het beeld. Mijn eigen Rotterdamse verleden wordt zienderogen gesloopt.
Het Centraal Station met die grote ruime hal waar nog niets in stond, is al bijna verdwenen. Op het oude Ter Meulen gebouw dat ooit als het voorbeeld van moderne architectuur en stedenbouw gold en waar ik in de jaren zestig op het terras koffie dronk en enorme slagroompunten van een kwartje at, komt hoogbouw. Van het Rijnhotel zijn de deuren met houten schotten dichtgetimmerd, ramen stukgeslagen, het hele complex, tot en met de Pauluskerk gaat tegen de vlakte.
De houdbaarheid van moderne architectuur wordt steeds korter. Er komen overal hoge torens, Hollandse wolkenkrabbers, goed voor de skyline maar slecht voor de kleine middenstand die een stad levendig maakt. Je zou bijna wensen dat er weer sloppen en stegen waren, goedkope pandjes en kleine winkeltjes, dat de mensen bij wijze van spreken weer op straat zouden leven en niet in de wolken. En nog mooier, dat er weer zeekastelen op de Maas lagen. Dus dat de haven van Rotterdam weer midden in de stad lag.

Rotterdam Magazine Punt Uit dec/jan 2006

2 december 2006

Erasmusspeld

Heel de aarde is mijn vaderland - Erasmus







Mijn vaderland is een straat vol kruimels - Terrasmus


Erasmusspeld voor Willem Donker, Jan Oudenaarden en Rien Vroegindeweij

Uitgever Willem Donker, Radio-Rijnmondcolumnist en publicist Jan Oudenaarden en dichter en publicist Rien Vroegindeweij hebben de Erasmusspeld gekregen. De drie ontvingen de onderscheiding voor hun jarenlange bijdragen aan het literaire klimaat in Rotterdam.
De speld is op woensdag 29 november 2006 uitgereikt door wethouder Kaya van Cultuur tijdens het 50e Rotterdamse Letterenoverleg. De speld is bedoeld voor Rotterdammers die zich op sociaal, cultureel, sportief en economisch gebied hebben ingezet.