28 november 2007

Dia de paga

Gelezen op de website van de Spaanse uitgeverij Paidós over Groene vrijdag (Dia de paga) van Elvin Post «Día de paga es más que un thriller en que el crimen ocupa un papel crucial. También es un cuadro costumbrista de principios del siglo XXI. La sólida estructura y la aguda observación de los personajes dibujan con nitidez Nueva York y la forma de vida americana» RIEN VROEGINDEWEIJ, Rotterdam Magazine

25 november 2007

Licht in Rotterdam


Op zaterdag 18 november 2007 werd op het Noordereiland in Rotterdam een plaquette onthuld ter herinnering aan de Russische elektriciteitspionier Achilles de Khotinsky (1850-1933). Het is overigens de tweede plaquette; de eerste uit 1992 ging door sloop en nieuwbouw verloren. Plaats van handeling: een hoek van het appartementencomplex Noorderlicht, naast de Willemsbrug. Op die plaats vestigde De Khotinsky in 1883 de N.V. Elektriciteits-Maatschappij Systeem 'de Khotinsky' - en opende daarmee de eerste accu- en gloeilampenfabriek in Nederland. Acht jaar later begon Gerard Philips met de fabricage van gloeilampen in Eindhoven.
Achilles de Khotinsky was zijn loopbaan begonnen bij de Russische marine. Hij ontwierp een zoeklicht, zodat de vijand ook 's nachts kon worden bestookt, en elektrische ontstekingen voor torpedo's en mijnen In dat laatste was hij zo bedreven, dat hij beschuldigd werd van de bomaanslag op tsaar Alexander II in 1881. Maar toen zat de Khotinsky al in Parijs waar hij aandacht voor zijn lamp trachtte te krijgen. In Londen werkte hij voor de gloeilampenfabriek Alexander Bernstein. Maar de mogelijkheden voor een eigen bedrijf werden hem geboden door de koffiehandelaar Wilhelm Schöffer, die hem naar Rotterdam haalde.
Het Systeem 'de Khotinsky' behelsde een lamp die werd gevoed door een accu. Wie zijn huis of winkel wilde verlichten kreeg als het ware zijn eigen centrale in huis. Tegen het vallen van de avond werden een aantal accu's met een bootje naar de overkant van de Nieuwe Maas gebracht, waar ze werden aangesloten op een draad die de pakhuizen aan de Wijnhaven verbond. Bij stormachtig weer klotste het accuzuur zodanig in de open bakken dat ze na enige tijd mankementen gingen vertonen. De Kothinsky vroeg de gemeente kabels te mogen aanleggen naar vier te plaatsen 'accustations', verspreid over het stadscentrum.
De gemeente, die kort daarvoor de exploitatie van gas ter hand had genomen, voelde er niets voor om een geduchte concurrent als elektriciteit in het zadel te helpen. In het bijzonder van de directeur van Gemeentewerken, G. J. de Jongh, bijgenaamd 'brutale Gerrit', die een eeuw later nog enige tijd in de herinnering voortleefde als naamgever van het Red Ligths District van Rotterdam, ondervond De Khotinsky veel tegenwerking. Particulier initiatief werd minder op prijs gesteld dan men in de handels- en havenstad zou verwachten.
In het laatste kwart van de negentiende eeuw was elektriciteit wat internet voor de laatste decennia van de twintigste eeuw betekende. Op verschillende plaatsen in de Westerse wereld werden uitvindingen gedaan en toepassingen bedacht, in de grote steden werden elektriciteitscentrales opgericht. De ontwikkeling van de techniek ging razendsnel, uitvinders en pioniers liepen elkaar bij wijze van spreken voor de voeten, investeerders werden rijkelijk beloond of verloren hun geld omdat de ene uitvinding de andere overbodig maakte.
In 1882 opende Thomas A. Edison een centrale in New York. Zijn activiteiten breidden zich al snel uit naar Europa en via de Compagnie Continentale Edison in Parijs werd Nederland vertegenwoordigd door de NV Nederlandsche Electriciteitsmaatschappij (NEM). Deze was in Amsterdam gevestigd maar opende aan de Baan in Rotterdam de eerste Nederlandse centrale. Daarmee werden het Grandcafé du Passage, een sigarenzaak, een chocolaterie en een handel in 'parapluiën' verlicht.
De uitvinding van de gloeilamp is door velen opgeëist. Maar het was Edison die met patenten de concurrentie aftroefde. De lamp van Achilles de Khotinsky was kwalitatief niet minder, maar voor een rendabele verspreiding was meer nodig dan een lamp en een accu.
Reeds in 1878 werd de Avenue de l' Opéra in Parijs verlicht. De stad Timişoara (in Oostenrijk-Hongarije, thans Roemenië) was in 1884 de eerste Europese stad met elektrische straatverlichting. De Khotinsky stelde noodgedwongen zijn grootse plannen voor de verlichting van Rotterdam bij en realiseerde nog een kleine centrale aan de Boompjes, die driehonderd lampen kon doen branden. Maar uiteindelijk vertrok hij uit Rotterdam om zijn carrière elders met meer succes voort te zetten. De kans dat Rotterdam de ‘lichtstad’ van Nederland had kunnen worden, was daarmee verkeken.

Meer informatie is te vinden op de website van beeldend kunstenaar en initiatiefnemer van de plaquette Harry Sengers
http://www.khotinsky.nl/ en op http://www.jvdn.nl/van historicus en cartograaf dr. Jan van den Noort.

NRC Handelsblad / Achterpagina 15 november 2007

23 november 2007

Dames en heren,















(foto: Nino Purtskhvanidze) http://picasaweb.google.com/nino2806/AnnaBlamanPrijs2007?pli=1

Op de mededeling dat de Anna Blaman Prijs 2007 aan mij was toegekend, kwamen twee soorten reacties, of eigenlijk, twee soorten mensen die reageerden: de ene soort zei, gefeliciteerd en vroeg gelijk daarna: 'wat schuift het', de andere soort vroeg eerst 'wat schuift het' en was eventueel bereid er een felicitatie aan toe te voegen. Een enkeling dacht dat ik de prijs lang geleden al had gekregen en dat ik nu als het ware voor de tweede keer aan de beurt was.
De formele vraag van het Prins Bernhard Cultuurfonds was of ik de prijs wilde aanvaarden. Ik heb geen moment geaarzeld. Anna Blaman zelf weigerde in 1949 de Lucie B. en C.W. van der Hoogt Prijs, omdat de jury een voorbehoud had gemaakt over de literaire kwaliteit van haar werk. Dat was een moedige daad van Anna BLaman, en niet haar enige, want ze kon die 1000 gulden, daar in dat kamertje in het pension van haar moeder, in de De Vliegerstraat natuurlijk heel goed gebruiken. Misschien kon je er in die tijd wel een nieuwe motorfiets of op z'n minst een mooie motorjas voor kopen. Want dat deed ze graag: motor rijden in een lange leren motorjas.
Natuurlijk heb ik mij in de loop der jaren wel eens afgevraagd of die prijs nog eens mijn kant op zou komen. Objectief gezien voldeed ik aan de voorwaarden, al waren die niet altijd even duidelijk. Was het nu een aanmoedigingsprijs of een oeuvre prijs? Mijn vriend Leyn Leijnse, die vorig jaar overleed, kreeg de prijs al in 1969 voor een roman die op dat moment nog niet eens was verschenen. C.B. Vaandrager heeft er heel lang op moeten wachten, omdat hij over Anna Blaman had geschreven dat zij ontzettend aardig en ontzettend lelijk was, maar dat ze niet kon schrijven. Toen hij de prijs eindelijk kreeg, was het in de vorm van een stipendium dat hem in termijnen werd uitgekeerd omdat het toenmalige Anjerfonds bang was dat het hele bedrag van 10.000 gulden regelrecht naar een dealer zou gaan. En daarmee werd niet een dealer van motorfietsen bedoeld.
Er is door velen opgemerkt dat ik de Anna Blaman Prijs al veel eerder had moeten krijgen. Dat is aardig gezegd, maar je kan je eigen jury niet uitzoeken. Het heeft er misschien mee te maken dat ik nooit in de pas heb gelopen van het zogenaamde letterenbeleid in deze stad. Er was een tijd dat de Rotterdamse Letteren door een soort kultuurkamer op Oost-Duitse wijze werden bestuurd en bestierd. Er waren toen op elke dichter drie ambtenaren werkzaam.
Ondertussen begon ik tot de oudere generatie te behoren en het was de vraag of er nog een jury te vinden was die mijn kant op keek. Een jaar of negen geleden werd ik gebeld door een bestuurslid van het Anjerfonds met de vraag wie toch die dichter was aan wie de jury de prijs toen had toegekend. Het was duidelijk dat een jongere generatie aan de beurt was.
Ik sta, meen ik te kunnen zeggen, tamelijk stoïcijns in dit leven. Sommigen noemen het bescheidenheid, maar dat is het volgens mij niet. Ik hou bijvoorbeeld veel van de eeuwenoude Chinese poëzie waarin geduld en berusting in voortdurende strijd zijn met een verlangen naar het onbegrensde. Deze week heb ik een gedicht geschreven, en aan het graf gelezen, voor een mij onbekende meneer die afgelopen woensdagochtend, om 9.30 uur op de Algemene Begraafplaats in Crooswijk van de Sociale Dienst werd begraven, zonder de aanwezigheid van familie of vrienden. Dit als activiteit van de Stichting De Eenzame Uitvaart, waarvan ik een half jaar geleden de Rotterdamse afdeling heb opgericht. Een groter contrast met deze feestelijke middag is niet denkbaar.
Ik wil maar zeggen, de mens wikt, het lot beschikt.
Dames en heren, tot slot, mijn oren zijn niet erg gewend aan loftuitingen, ik heb dus ook weinig ervaring met dankwoorden. Maar ik zeg het zo:
Ik dank u allen dat u gekomen bent, ik dank het bestuur van het Prins Bernhard Cultuurfonds Zuid-Holland voor het samenstellen van deze jury. Ik dank de jury voor haar wijze besluit. Ik dank iedereen die aan deze middag heeft bijdragen, die dit feestje mogelijk heeft gemaakt, die heeft gesproken, gezongen of gespeeld. En zonder bescheidenheid dank ik ook mezelf een beetje, want ik denk dat het goed is voor de Anna Blaman Prijs dat die aan mij is toegekend. Het is tijd op het glas te heffen. Posted by Picasa

6 november 2007

Bloemlezing

Geachte heer Uitgever,


Bij deze geef ik U

de gevraagde toestemming

voor het opnemen

van mijn gedicht

in de door U beoogde

bloemlezing.


Dienaangaande heb ik de beheerder

van mijn bankrekening gevraagd

om plaats te maken voor het storten

van het bedrag van € 11,80.


Gaarne zie ik t.z.t.

een bewijsexemplaar tegemoet.


Met vriendelijke groet,