22 december 2008

Notre-Dame de Paris

Zij zat terneer en wie daar langs haar ging
zag dat zij haar handen streng gevouwen hield.
Voor wie of wat? Werd het kruis dat hoog hing
waar zij zat en bad door haar gebed bezield

of sprak het dode hout tot haar, de stomme steen,
de hoge muren en het gewelf dat boog in zijn gotiek
en heel het bouwwerk dat was opgericht voor een
geest die leefde in haar ziel; zag zij wat het publiek

niet zag, vroeg zij vergeving, verlangde zij een gunst,
ging zij op reis of kwam zij tussen twee taken door
en wachtte thuis haar zwakke man, haar zieke zoon?

De blik van de toeristenstroom gleed langs de kunst
en zag niet dat zij licht en lovend opstond en voor
de menigte uit verdween, een glans rondom haar kroon.

19 december 2008

Qua Ivo Opsteltenius Roterodamus

Hij droeg de keten van zijn ambt met trots
en knipte met verve feilloos vele linten door.
In woeste stormen stond hij als een rots.
Hij vond bij havenbaron en burgerman gehoor.

Zijn stem werd gehoord in steeg en laan
en overal klonk zijn lied, zijn mantra, zijn refrein.
Het was zijn levensstijl, zijn wijze van bestaan
door dik en dun een Rotterdammer te zijn.

Het is niet aan te leren. Het zit in ’t bloed.
En voor velen is het geen keuze, doch een lot,
te leven in de vergrotende trap van rot.

Maar voor hem was dat het hoogste goed.
Het was zijn diepste wens, zijn grootste streven
als primus inter pares onder ons te leven.

Uit: Opstelten, Burgemeester van Rotterdam, 1999-2009, van Trea van Vliet, Uitgeverij Trichis, Rotterdam

13 december 2008

Off Screen

PODIUM DE UNIE >> do 18 I 20h00 gratis I reserveren verplicht

In het maandelijkse filmprogramma Off Screen deze keer twee films over vaders. Zoals Victor Vroegindeweij, die een portret maakte van zijn vader, dichter Rien Vroegindeweij. Aan de hand van zijn gedichten volgt Victor zijn vader met een romantisch levensverhaal als gevolg.
Daarnaast Anagram, een documentaire van Mike Redman over zijn vader, beeldend kunstenaar Diet Wiegman (64) waarin zijn visie en werk centraal staan. Anagram legt de nadruk op de beeldende kunst door het gesproken woord te mijden. Internationale bekendheid kreeg Wiegman met zijn optisch vernuftige lichtsculpturen, waarbij door het belichten van een ogenschijnlijk hoopje afval een exacte schaduw van bijvoorbeeld de David van Michelangelo ontstaat. Christiaan van Schermbeek interviewt de makers en de hoofdrolspelers.

6 december 2008

Meneerse

 
Posted by Picasa

Het afgelopen jaar ben ik voor bepaalde zaken nog al eens in mijn geboortedorp Middelharnis op Goeree-Overflakkee geweest. Veel mensen denken dat het voormalige eiland tot de Zeeuwse archipel behoort, maar het ligt toch echt in Zuid-Holland. Zelfs Rotterdammers die er een vakantiehuisje of een caravan hebben, heb ik wel eens horen zeggen dat ze in Zeeland zitten. Niet dat het er veel toe doet en ik heb het opgegeven om het te corrigeren. Als de mensen dom willen blijven, moeten ze dat zelf weten. We leven in een vrij land. En bovendien, zoals de wijze dichter J.A. Deelder al eens schreef: “Als iemand beweert dat Madagaskar in de Atlantische Oceaan ligt, / doe dan geen moeite hem of haar terecht te wijzen / de ligging van Madagascar zal er niet door veranderen.”
Behalve het woordritme is er, voor zover ik weet, verder geen verband tussen Madagaskar en Middelharnis. Madagaskar is beroemd om zijn lemuren of halfapen die alleen op dat eiland voorkomen en Middelharnis is wereldberoemd vanwege het ‘Laantje’ dat Meindert Hobbema er in 1689 schilderde. Ooit hing het in het prachtige zeventiende eeuwse Gemeentehuis. Maar toen de vroede vaderen het konden verkopen, of eigenlijk, konden ruilen voor twee schilderijen (van mindere kwaliteit) dachten ze: pik in, ’t is winter, twee is meer dan één.
Zo verdween de schat waarop ze zaten naar de kunsthandel. Tegenwoordig hangt ‘Avenue at Middelharnis’ in de National Gallery in Londen. (Nu ik het er toch over heb, ik herinner me het verhaal dat er bij de ruil van de schilderijen ook een Indiaanse kano was betrokken die op de zolder van het Gemeentehuis bewaard zou worden. Maar dat heb ik nooit kunnen achterhalen en waarschijnlijk behoorde dat verhaal tot de dorpsmythologie).
Middelharnis, in het plaatselijk dialect ‘Meneerse’, was vroeger de onbetwiste hoofdplaats van het eiland. Vandaar namen reizigers de boot over het brede Haringvliet naar Hellevoetsluis om de reis in een houten schommelkast van de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (RTM) te vervolgen. En vice versa. Maar sinds de dammen en bruggen het eiland met het vasteland hebben verbonden en de doorgaande wegen zijn verlegd, heeft Middelharnis de status van ‘hoofdstad’ enigszins verloren.
Sinds de dood van mijn moeder in 2003 kom ik er alleen nog wel eens voor een verjaarsvisite van mijn oudste zus. Maar verder heb ik er weinig meer te zoeken. Het is al lang geleden dat ik er weg ging en nog langer dat ik er kind was. Sindsdien is er zoveel veranderd dat zelfs ik moet zoeken naar de plaatsen die in mijn jeugd belangrijk waren. Ze zijn voor het merendeel verdwenen, gesloopt of opgegaan in nietszeggende nieuwbouw. Alleen de mentaliteit is onveranderd dorps en eilands gebleven.
Ik was er zoals gezegd voor bepaalde zaken. Maar laat ik niet te bescheiden zijn, want bescheidenheid is een deugd die de boot aan de wal houdt. Ik was daar om opnamen te maken voor een film die mijn zoon over mij en mijn gedichten heeft gemaakt. Een prachtige film, al zeg ik het zelf. Hoewel het lichtelijk confronterend is jezelf zo prominent aanwezig te zien. Je ziet jezelf zoals je jezelf normaal niet ziet. Meer door de ogen van anderen, zogezegd.
Door de opnamen kwam ik dichter bij een verleden waar ik steeds meer afstand van heb genomen. Niet alleen van mezelf maar ook van de omgeving waarin ik opgroeide. Dan zie je hoeveel er veranderd is. Ik had de filmploeg graag meegenomen van het cafeetje van Opoe Groen in Nieuwstraat, maar dat was al lang geleden onder het plaveisel van een parkeerterrein verdwenen. Of naar het chique hotel-café-restaurant van Jacobi, voorheen Meijer, bij de haven, waar destijds de plaatselijke middenstand haar bridgeavondjes hield en waar, werd gefluisterd, de ‘sleutelclub’ bijeen kwam om zijn overspelige ideeën te praktiseren.
Middelharnis is, zoals zoveel dorpen in ons land, slachtoffer van de wet op de remmende voorsprong. Als grootste en rijkste gemeente van het eiland had het veel te besteden en met het toenemen van de welvaart werd er veel gesloopt en vernieuwd, waardoor het typische en dorpse karakter ernstig werd aangetast. Terwijl het aanpalende Sommelsdijk, dat altijd al armer en minder ambitieus was, zijn eigenheid veel meer heeft behouden. Daar staat de ambulante Rotterdamse fruithandel Koedam op de weekmarkt. Daar is het authentieke bruine dorpscafé van Piet de Kok van de moderniseermanie gespaard gebleven. Als u op Flakkee bent moet u daar eens biertje gaan drinken. En doe Piet en Corrie de groeten van uw PuntUitcolumnist.

Punt Uit Leven in Rotterdam
, nr 6 dec-jan’09

1 december 2008

Poster

 
klik op afbeelding om te vergroten

Deze poster met mijn gedicht Een vliegtuig van beton en een prachtige schildering van Guido Vlottes (www.guidovlottes.com) is verkrijgbaar bij sommige boekhandels en bij de Uitgeverij Plint (www.plint.nl). Prijs € 7,50. Ik wil zelf ook wel voor de bestelling zorgdragen. Stuur mij dan een email.
Posted by Picasa

14 november 2008

Monsieur Jacques, vreemdeling of Rotterdammer?

 
Posted by Picasa


Op zaterdag 11 oktober van dit jaar vond er een wat merkwaardige processie plaats in het centrum van Rotterdam. ‘Monsieur Jacques’, het gebeeldhouwde heertje dat sinds 1959 op de Coolsingel staat, daalde in de gedaante van een acteur van zijn sokkel en wandelde gevolgd door een tiental belangstellenden door de drukte van het winkelend publiek naar de Oude Binnenweg. Aldaar werd in boekhandel Voorheen van Gennep het boek gepresenteerd dat aan hem was gewijd.
Althans, dat dacht ik, en ik was niet de enige. Maar het fraai vormgegeven boekwerkje ‘Het beeld van Monsieur Jacques’ bleek niet over onze Monsieur Jacques te gaan, maar over de Monsieur Jacques die in de beeldentuin van het Kröller-Müller Museum in Het Nationale Park De Hoge Veluwe staat.
De Utrechtse dichter Chrétien Breukers schreef er een lang gedicht over, grafisch ontwerper Damiaan Renkens zorgde voor de fraaie tekeningen en de huisfilosofe en kokkin van NRC Handelsblad, Marjoleine de Vos, noteerde in een essay haar gedachten over het kijken naar kunst. Manuel Kneepkens tenslotte legde de link tussen de Meneer Jaap op de Coolsingel en de Mesjeu Jacques die op de Promenade in Kneepkens’ geboorteplaats Heerlen staat.
Want onze Monsieur Jacques is niet uniek. Er zijn meerdere beelden van dit merkwaardige heertje gegoten en geplaatst. In verschillende poses en voor verschillende gelegenheden: met de handen en de hoed op de rug, met een hoge hoed op het hoofd en met wandelstok, zoals in Heerlen, met sigaar en zelfs eentje met een fototoestel. Museum Boijmans Van Beuningen heeft een aantal in brons gegoten miniaturen van 20 à 30 cm hoogte in bezit.
Hoe kwam Monsieur Jacques op de Coolsingel terecht?
Het is jammer dat er geen bijdrage van de Rotterdamse tekstschrijver Peter Bulthuis in het boekje is opgenomen. Hij heeft een aantal jaren geleden de ontstaansgeschiedenis van het beeld onderzocht. In 1956 was de beeldhouwer Ludwig Oswald Wenckebach (1895-1962) bij vrienden te gast in de buurt van St. Tropez. “Op een dag,” schrijft Bulthuis, “vermaakten ze zich kleiend in de tuin, totdat er een beeldje verscheen dat, gezien het mistroostige trekje bij de mondhoek, enige gelijkenis vertoonde met de dichter Jacques Bloem.” Aldus werd in de familie- en vriendenkring van de beeldhouwer het figuurtje Jacques gedoopt.
Wenckebach was in zijn tijd een beroemde en veel gevraagde beeldhouwer. Voor de oorlog had hij diverse beelden van historische figuren gemaakt, zoals het beeld van de natuurkundige en Nobelprijswinnaar Hendrik Lorentz voor Park Sonsbeek in Arnhem en het borstbeeld van de architect H.P. Berlage voor het Gemeentemuseum in Den Haag. Na de oorlog vervaardigde hij een reeks oorlogs- bevrijdings- en verzetsmonumenten die in diverse gemeenten in Nederland zijn te zien. .
Het beeldje van klei dat spelenderwijs ontstond werd in het atelier van de beeldhouwer in Noordwijkerhout manshoog in gips getransformeerd en vervolgens in brons gegoten. De Rotterdamse stadsarchitect J.J. Oud die het daar zag, kwam op het idee het beeld in het Nederlandse paviljoen op de Expo, de wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel tentoon te stellen. Daar werd Jacques met Belgische hoffelijkheid Monsieur Jacques genoemd. Na de wereldtentoonstelling verhuisde hij naar de beeldentuin van Kröller-Müller.
Wie op het idee kwam een kopie daarvan op de Coolsingel te plaatsen, is niet bekend. Er zijn met betrekking tot dit beeld een aantal connecties te noemen die naar Rotterdam voeren. Oud was toen weliswaar geen stadsarchitect meer, maar misschien heeft hij het stadhuis enthousiast gemaakt. En wellicht had de familie Kröller-Müller, die haar fortuin in de haven van Rotterdam had vergaard, geen bezwaar tegen het plaatsen van een kopie.
In ieder geval werd op de Opbouwdag, dinsdag 19 mei 1959, het beeld van onze Monsieur Jacques door de toenmalige wethouder van cultuur mevrouw Nancy Zeelenberg onthuld. Sindsdien groeide het beeld uit tot een Rotterdams icoon. Zoals sommigen zelfs in het beeld van Zadkine aan de Leuvehaven een Rotterdammer zagen (“Het is net mijn baas, hij heeft geen hart in zijn lijf en zijn klauwen staan verkeerd”), zo herkende men in Monsieur Jacques het type Rotterdammer dat in die tijd in een geklede jas op zondagmiddag een wandeling door de binnenstad in opbouw maakte.
Of was het een klant die zojuist het gebouw van de Rotterdamsche Bank (later AMRO, ABN-AMRO, thans Fortis), dat het jaar tevoren was geopend, had verlaten en zich tot op heden, de hoed nog in de hand, in de eeuwige verstilling van zijn bronzen gestalte afvraagt of hij er goed aan heeft gedaan zijn geld aan deze bank toe te vertrouwen.
Jarenlang keek Monsieur Jacques uit over een vrijwel lege Coolsingel en zag de nieuwe stad uit de bouwputten om hem heen verrijzen. Tegenwoordig staat hij enigszins verscholen tussen de winkelpaviljoens en kan hij niet veel verder kijken dan zijn neus lang is.

Het beeld van Monsieur Jacques verscheen bij AFdH Uitgevers en kost € 19,50

Rotterdam Vandaag & Morgen, 13 november 2008

De nieuwe gratis weekkrant van Rotterdam. In 400 bakken te pakken.

7 oktober 2008

Joelen op het intiemste literaire festival

 
Posted by Picasa
Scene uit de film Gaandeweg van Victor Vroegindeweij

Door DIANA CHIN-A-FAT

ROTTERDAM - Het tweedaagse Geen Daden Maar Woorden (GDMW) Festival in de Rotterdamse Schouwburg is het intiemste literaire festival van Nederland.

Gezeten op kussens op de grond waant de bezoeker zich heimelijk in de schouwburg na sluitingstijd.
In de foyer is het druk in een nagebouwd jazzcafé. Het publiek is gevarieerd en komt in groten getale voor Joost Zwagerman, Herman Koch, Arthur Japin, Renate Dorrestein, J. Bernlef, Ellen ten Damme en Ilja Leonard Pfeijffer.
GDMW onderscheidt zich van andere festivals door het produceren van eigen voorstellingen, waarin literatuur met andere kunstvormen wordt gecombineerd.
Zo werkte het Scapino Ballet dit jaar voor GDMW samen met dichter Daniël Dee voor de voorstelling Matter for a Poem. John Buijsman, geïnspireerd door de Amerikaanse schrijver Charles Bukowski, liet zijn muziektheatervoorstelling BUK op GDMW in première gaan.
Bovendien gingen er dit jaar drie schrijversportretten in première. De jacht van Abdelkader Benali door Ronald Bos, Noli me Tangere van Jeroen Rozendaal over Jeroen Brouwers en Gaandeweg van Victor Vroegindeweij over zijn vader, de Rotterdamse dichter Rien Vroegindeweij. Alledrie fascinerend, al maakte Gaandeweg de meeste indruk.
In de eerste scène wordt duidelijk dat Vroegindeweij jr. kiest voor een romantische benadering met een vleugje humor: een door de wind meegevoerde hoed die door zijn vader, als een eenzame cowboy, van de grond wordt opgeraapt en opgezet.
Tegenover indrukwekkend camerawerk, acteurs en zelfs wat subtiele computeranimaties vraagt een bijna kwetsbare Vroegindeweij, die doorgaans ongenaakbare Rotterdammer, zich in zijn tuintje af wat er nu terecht is gekomen van zijn droom om dichter te worden.
Het nostalgische Gaandeweg, met door Rien Vroegindeweij zelf voorgelezen dichtfragmenten, boeit van begin tot eind.
GDMW bewijst met deze filmportretten dat zelfs een literair festival het publiek kan laten joelen.

3 oktober 2008

De abdicatie van de Koningin

 
Posted by Picasa


Dat zich onlangs een nieuwe boekhandel in Rotterdam heeft gevestigd, is even zeldzaam als de geboorte van een ijsbeertje in Blijdorp. Er is vreugde en aandacht, maar tegelijkertijd moet voor de levensverwachting van de kleine worden gevreesd. Want babyijsbeertjes worden nog wel eens door hun moeder opgegeten.
Zo ongeveer heeft een grote boekwinkelketen de afgelopen decennia een aantal kleinere boekwinkels in deze stad verslonden. De nieuwe boekwinkel Balustrade zit hopelijk ver genoeg van het centrum om uit de klauwen van de grote beer te blijven. In de Grote Visserijstraat in Rotterdam-West, bekend van zijn winkels voor tweedehands haarden en koelkasten en waar een jaar geleden nog zo’n veertig drugspanden werden ontruimd, zal het moeilijk genoeg zijn om het hoofd boven water te houden. Een slijterij in Mekka zou het niet makkelijker hebben.
Er vinden meer veranderingen plaats in de boekenbranche van Rotterdam. Twee jaar geleden sloot boekhandel Van Buul aan de Meent zijn deuren, nadat de huur was opgezegd wegens de geplande uitbreiding van het Stadstimmerhuis. Al eerder had de Gemeente het jaarlijkse contract voor boeken, tijdschriften en losbladige abonnementen voor haar bestuurlijke en juridische Diensten, ingetrokken en bij een boekhandel in Eindhoven geplaatst. Het was de kurk waarop een aantal kleine boekhandels dreef.
Van Buul’s enige werknemer Arno Snoek begon onder zijn eigen naam een nieuwe boekwinkel aan de overkant van de straat. Vorig jaar werd de Rotterdamse Uitgeversbond opgericht en niet veel later werd door het tromgeroffel van de nieuwe generatie de Rotterdamse Boekverkopersbond uit een slaap van jaren gewekt.
Maar het grote nieuws is dat Maria Heiden haar boekwinkel aan de Oude Binnenweg heeft verkocht. “Voor een appel, niet eens met een ei er bij. Het belangrijkste is dat het een boekwinkel blijft, dat het geen broodjeszaak wordt of een spijkerbroekentent.”
Op een keer nam ze mij in vertrouwen, ze had een geheim te vertellen, maar ik mocht het tegen niemand zeggen. “Als ik het van een ander hoor, dan weet ik dat het van jou komt,” zei ze dreigend. En toen kwam het hoge woord er uit: de winkel kwam in andere handen, ze had twee ervaren boekverkoopsters bereid gevonden de zaak over te nemen.
Het geheim bleek ’s middags, toen ik in een tamelijk groot gezelschap verkeerde, reeds wijd en zijd bekend te zijn. Ik voelde me niet beschaamd dat ze mij in vertrouwen had genomen. Want ook dat was ‘Van Gennep’, een praathuis, een doorgeefluik voor nieuwtjes en al dan niet publieke geheimen. Ze was de vraagbaak voor buitenstaanders die iets over Rotterdam wilden weten en tevergeefs bij officiële instanties hadden aangeklopt.
Maria Heiden begon haar carrière als boekverkoopster in de pocketkelder van Donner aan de Korte Lijnbaan, waarvan de oud-directeur en eigenaar elk Nieuwjaar naar de zaak kwam om, als de balans was opgemaakt, het personeel in gebed voor te gaan, als een soort dankdag voor het boek.
In 1974 stak zij haar ouderlijke erfenis in een onderneming die leidde tot de Rotterdamse vestiging van Uitgeverij en Boekhandel van Gennep in Amsterdam. Daarmee kreeg de arbeidersstad zijn eerste ‘linkse’ boekhandel. Toen algemeen directeur Rob van Gennep in 1994 overleed, nam Maria Heiden Van Gennep Rotterdam over.
Door haar enthousiasme en activiteiten, als presentatrice van literaire bijeenkomsten en haar wekelijkse boekenprogramma op Radio Rijnmond, maar ook als schrijfster van korte verhalen en toneelstukken en niet in de laatste plaats door haar verschijning in en buiten haar winkel werd Van Gennep een begrip in de stad en verwierf zij de bijnaam van Koningin van de Binnenweg. Mede dankzij haar inspanningen werd het winkelgebied van de Oude Binnenweg opgewaardeerd. Bij wijze van beloning verhoogde het gemeentelijk woningbedrijf de huur van haar winkelpand met honderd procent.
Van Gennep blijft gelukkig bestaan, want met nog minder boekhandels zou Rotterdam zich niet langer een cultuurstad mogen noemen. Maar nu de abdicatie van de Koningin van de Binnenweg aanstaande is, heb ik het gevoel dat er een tijdperk wordt afgesloten.


NRC Handelsblad, Achterpagina, 1 oktober 2008

2 oktober 2008

Bladwijzer

Gelezen op een bladwijzer van uitgeverij d'Jonge Hond www.dejongehond.nl:

Outside of a dog, a book is a man's best friend.
Inside of a dog it's too dark to read


Groucho Marx

19 augustus 2008

Amsterdam

Hoe fraai ligt deze stad op de bodem van de zee verzonken,
de eeuwen in één rimpeling vergaan, een oude hoer die naar
de dagen van haar glorie taalt, een zeeman, grof, beschonken,
komt bak- en stuurboord in haar uitgewoonde stegen klaar.

Benauwde veste. Sodom en Gomorra samen op zijn wallen,
een wrak vol waterzucht, gezonken onder zijn eigen peil,
in het Paleis dat geen paleis is ruisen kleine watervallen
en in het koffiehuis gaan oude revolutionairen onder zeil.

Een dichter paait een portie roem bij zijn vrienden in 't café
en zwelt gasvormig op van modderpoel tot oceaan.
En tussen het wrakhout van platbodems en galjoenen staan

burgers en zwervers, drenkelingen in de onmetelijke zee,
verkrachters en moordenaars en al het bezopen schorem
naar adem te happen tegen het glas van dit groots aquarium.

7 augustus 2008

Thuiskomen


Drie weken zaten we op een heuvel in Normandië, in een prachtig van alle comfort voorzien huis. Het was het huis van vrienden die zelf op vakantie in Italië waren. We hadden het op ons genomen om het huis te bewaken en de tuin bij te houden. Vooral de moestuin vroeg veel aandacht. Wieden en sproeien, want het was droog weer. Als beloning voor het werk plukten we aardbeien, sla en sjalotten, allerlei heerlijke kruiden en trokken de jonge kroten uit de grond. Helaas waren nog niet alle gewassen en vruchten rijp.
Mooi weer, mooie omgeving. Af en toe hoorde je een landbouwwerktuig voorbij ratelen. Maar meestal kon je de stilte horen. Helemaal stil is het natuurlijk nooit en nergens. Je hoort altijd wel wat. Het zoemen van de bijen in de lavendel, de wind in de bomen, de koeien in het naburige weiland.
Af en toe liet zo’n koebeest een scheet van heb ik jou daar of loeide er eentje wat in het wilde weg en vroeg je je af wat er nu precies te loeien viel.’s Avonds keerde de kudde terug naar de stal en hoorde je ze grazen. Het leek wel zagen zoals die dikke tongen het gras pakten en afsneden. Mooie dieren, die koeien, maar als je geen slager bent, raakt je er toch gauw op uitgekeken.
Op de boerderij een paar honderd meter verderop was dit voorjaar een volautomatische melkmachine geïnstalleerd. Wie nog romantische gevoelens over het platteland en het boerenbedrijf koesterde, moest hier niet zijn. Zelf herinner ik me nog wel het beeld van de blozende boerendochter die op een krukje gezeten en half tegen het warme koeienlijf geleund met soepele en krachtige handbewegingen de spenen hanteerde, zodat de melk met dunne doch krachtige stralen in de emmer spoot die ze tussen haar stevige dijen geklemd hield.
Een melkmachine is een melkmeid maar dan van metaal, rubber, kunststof en nog wat materialen en uiteraard veel elektronica. Een robot die voor niets en niemand bloost. De koe wil gemolken worden, schuift aan en laat de machine zijn werk doen. Een metalen arm schuift onder het beest en zoekt de uier, spuit een desinfecterend middel om de boel schoon te maken en dan beginnen de censoren een voor een de spenen te zoeken en kan het melken beginnen. Zo gepiept. Ondertussen registreert de computer de gegevens van de koe, naam, geboortedatum, gewicht, hoeveelheid melk, etc.
Een fascinerend gezicht. Voor één, hooguit twee keer. Dan heb je het wel gezien. Nee, geef mij maar die melkmeid van vroeger. Ik weet eigenlijk niet of ze echt bloosde, maar dat hoorde je er bij te zeggen, dat ze bloosde. Ze kreeg natuurlijk geen rode konen van schaamte, maar van inspanning. Want waarvoor had ze zich moeten schamen. Een melkmachine wordt niet moe, al was deze wel al een paar keer van slag geweest en moesten er programmeurs uit de stad komen voor een reset en een update. Maar dat heb je overal.
Toen we thuiskwamen bleek onze fietstrommel van een elektronisch slot te zijn voorzien. Daar konden we dus niet in. Pas toen de buren thuis waren kon ik mijn fiets pakken. Maar toen zag ik dat ik hem voor de vakantie met een lekke band had weggezet omdat de plakspullen op waren.
Ik was weer thuis. Op de Maasboulevard had ik me nog even laten inpalmen door de skyline. De krijtrotsen van Engeland, de besneeuwde toppen van de Himalaya, de meren van Zwitserland en noem nog maar een paar schitterende uitzichten, er gaat toch niets boven de skaailaain van Rotterdam. De dynamiek straalde er van af.
Of was het een luchtspiegeling, een fata morgana?
Want waar kon je in deze dynamische stad ook al weer je band laten plakken? Ik stond er bij en keek er naar, naar m’n lekke band en met de elektronische sleutel van de buren in mijn hand en had even het gevoel dat ik nooit meer gemolken zou worden.

Rotterdam Punt Uit nr. 4 aug./sept 2008

25 juli 2008

Zeeuws landschap

 


Posted by Picasa
Duiveland

Het land ligt groen onder blauwe luchten
met stroken geel en soms een vleugje rood
en in de stilte van de dorpen en gehuchten
vreest men de rampspoed, tijden van nood.

Want de stromen mogen bedwongen zijn,
de dammen en dijken sterk en hoog gelegen,
de ziel van dit land ligt onder de waterlijn
en dwaalt in de duisternis van Gods wegen.

Maar in de zware kerken wordt nog gebeden
voor ’t gewas (of het een mooie prijs zal geven)
en zonden worden per gemet vergeven.

Of is het Satan die met de duivelse streken
van zijn kleurpalet de groene schijn doet leven
en wordt de gifspuit steeds vaker uitgereden?

13 juli 2008

De dood van Marat

 
Posted by Picasa

De weg langs ons vakantieverblijf is onderdeel van de wandelroute naar het geboortehuis van Charlotte Corday, de jonge vrouw die op 13 juli 1793 de revolutionair Jean-Paul Marat in zijn bad vermoordde. Het geboortebuis is nu vakantiehuis, achter het gesloten hek zien we een eenvoudig boerderijtje van Normandisch vakwerkbouw, waarvan er duizenden in de heuvels van het departement Orne staan.
Toch was Charlotte Corday geen boerenmeisje als de analfabete Jeanne d’Arc, die haar goddelijke ingevingen tijdens het hoeden van de schapen kreeg.
De familie Corday d’Armont was van verarmde adel, een geslacht van landeigenaren, geleerden en bestuurders, van moederskant behoorde de dichter en toneelschrijver Pierre Corneille (1606-1684) tot de voorzaten.
Na de dood van haar moeder werd Charlotte in de Abbaye-aux-Dames in Caen ondergebracht, waar zij haar opleiding kreeg en in de bibliotheek kennismaakte met het werk van o.a. Plutarchus, Rousseau en Voltaire. Nadat de abdij in 1791 werd gesloten, vond zij onderdak bij een oudere nicht, Madame Le Coustellier de Bretteville-Gouville, met wie zij een innige band had. Charlotte zou de enige erfgenaam van haar fortuin worden. Charlotte Corday was republikein en koos voor de partij van de Girondijnen, de liberale partij die vasthield aan de grondwet van 1791 en onder meer het hoofd van Lodewijk XVI wilde sparen. Zij verloren echter de strijd om de macht aan de Jacobijnen, waarna tweeëntwintig vooraanstaande Girondijnen in één nacht onder de guillotine werden onthoofd.
In Caen vernam Charlotte berichten over het bloedbad in Parijs. Een van de leiders van de Jacobijnen was Jean-Paul Marat, een in 1743 in Zwitserland geboren arts en geleerde zonder het begeerde aanzien, zoals het lidmaatschap van de Académie française. Frustratie en verbittering brachten hem aan de top van het revolutionaire bewind. In zijn krant L’Ami du Peuple hitste hij het volk - en wie daar gevoelig voor was of belang bij had - op tot absolute wraak op de vijanden van de Revolutie. Voor de door hem ingestelde ‘Raad Van Toezicht’ stelde hij persoonlijk de dodenlijsten op van degenen die op zijn best met een schijnproces naar het schavot werden gestuurd.
In Caen had zich een beweging van gevluchte Girondijnen gevormd, die het plan opvatte met een leger van vrijwilligers naar Parijs op te trekken. Charlotte Corday bezocht hun vergaderingen, maar zij had weinig vertrouwen in hun ideeën. In haar eentje broedde ze op het plan om het vaderland van het revolutionaire monster Marat te bevrijden en koesterde het naïeve idee dat het bloedvergieten daarna zou stoppen. Op een dag in juli 1793 nam zij de diligence van Caen naar Parijs. In het paspoort dat haar toegang tot de stad moest verschaffen stond dat zij 24 jaar was, kastanjekleurig haar had, grijze ogen, een forse neus, een normale mond, een ronde kin met een kuiltje en een ovaal gezicht.
Zij nam haar intrek in een hotel en schreef haar ‘Bericht aan de Fransen, liefhebbers van de wet en de vrede’. Aan Marat schreef zij: ,,Citoyen, Ik ben zojuist uit Caen aangekomen. Ik wil u graag vertellen over de gebeurtenissen aldaar. Over een uur zal ik me bij u melden; wees zo vriendelijk mij te ontvangen voor een kort onderhoud. Ik wil u in de gelegenheid stellen Frankrijk een grote dienst te bewijzen.”
Aanvankelijk werd haar de deur gewezen, maar toen zij zich enkele uren later weer aandiende, werd zij bij Marat toegelaten. Die zat in bad voor de dagelijkse behandeling van zijn huidziekte. Het gesprek was nauwelijks op gang gekomen toen Charlotte Corday het keukenmes tevoorschijn haalde dat zij voor twee francs in een winkel in Port Royal had gekocht. Ze stak de weerloze Marat in de borst, hij stierf enkele minuten later. Charlotte Corday werd gevangen genomen en voor het Revolutionaire Tribunaal gebracht. Op de vraag van de president of zij iets tot haar verdediging had aan te voeren, antwoordde zij: ,,Niets, behalve dat ik ben geslaagd. Ik doodde één man om er 100.000 te redden.”
Vier dagen later, op 17 juli 1793, werd Charlotte Corday naar de guillotine gebracht. De moord op Jean-Paul Marat werd nog in hetzelfde jaar door de propagandist van de Revolutie, Jacques-Louis David, in een dramatische enscenering vereeuwigd. Charlotte Corday moest nog ruim een halve eeuw wachten voor zij de heldenrol kreeg toebedeeld waarvan zij ongetwijfeld in haar jonge leven had gedroomd. In 1860, tijdens het Tweede Keizerrijk, werd zij door Paul-Jacques-Aimé Baudry geschilderd als de heldin die Frankrijk van het revolutionaire monster had bevrijd.
Voor de wandelroute lijkt niet veel belangstelling te zijn, want al de keren dat we hier waren, hebben we nog nooit iemand voorbij zien komen die op weg leek naar de plaats waar de ‘Jeanne d’Arc van de revolutie’, zoals ze ook wel werd genoemd, het levenslicht aanschouwde. Dat kan aan de tijd van het jaar liggen of aan de steilte van de heuvels die als gemene kuitenkwellers het wandelen tot een inspannende bezigheid maken. Al merk je dat pas de volgende dag.

Zie ook NRC Handelsblad Achterpagina 12 juli 2008

2 juli 2008

Débarquement

Er is niet veel nodig om ze voor je te zien,
een bosrand op afstand, een vijandige heuvelrug,
de blikkering van de zon op iets metaalachtigs.

Sinds de landing zijn ze ver landinwaarts,
ze schieten al lekker op in de geschiedenis.
We hebben wel honger maar nu malen

we eens niet om het koren, want nooit eerder
zagen we zulke schone colonnes van overzeese
zonen over onze velden naderbij komen.

We willen met hen overwinnen en zingen
en beelden oprichten en hun namen beitelen
en hun doden in velden van eer en thijm leggen.

27 juni 2008

Middag

Stlller dan hier kan niet zou je denken
als je vergeet de bezige bijen, de scheet
van een koe in het naburige weiland

en het grazen– o die tongen die het gras
zagen - en de kudde die ’s avonds geheel
geprogrameerd naar de stal terugkeert

en met glazige ogen de darmen de blaas
ledigt en de machine de uiers laat legen
in emmers die geen emmers meer heten.

Stilte is een product van het lawaai waar
de wereld om draait, te koop in soorten
en maten, in dalen, in tijdelijke gaten.

De stilte die een straaljager achterlaat
geniet de voorkeur boven de scheur van een
brommer die het dal splijt of een combine

die een middag lang het graan snijdt.
Stilte, de echte onvolmaakte is draaglijk
met sketches of spain op de ipod

5 juni 2008

Droomkasteel

foto Rick MessemakerPosted by Picasa
Zondag 8 juni 2008 om 15.00 uur opening en presentaite van tentoonstelling en boek Mathieu Ficheroux (1926-2003), Maker Melancholicus in het Chabot Museum (opening in Armnius), waarvoor ik 'mijn Ficheroux' uit 1964 in bruikleen heb gegeven.


Droomkasteel

voor Mathieu

We zaten op een feestje bij van Zijll
als twee bejaarden over vroeger te praten
en hadden het over rijk zijn, terwijl
we de armsten in het gezelschap waren.

Wie zou niet genieten van jouw dromen
over het kasteel (met helikopterveld
om je gasten over te laten komen)
dat je zou kopen als je bulkte van het geld.

Maar met het verstrijken van de uren
als het feest ten einde loopt en zo
de droom vervliegt, steeds ijler wordt,

moeten de gordels strakker aangegord
en zitten we in een luchtchâteau
met uitzicht op de stadstuin van de buren.

Notre-Dame de Paris

Zij zat terneer en wie daar langs haar ging
zag dat zij haar handen streng gevouwen hield.
Voor wie of wat? Werd het kruis dat hoog hing
waar zij zat en bad door haar gebed bezield

of sprak het dode hout tot haar, de stomme steen,
de hoge muren en het gewelf dat boog in zijn gotiek
en heel het bouwwerk dat was opgericht voor een
geest die leefde in haar ziel; zag zij wat het publiek

niet zag, vroeg zij vergeving, verlangde zij een gunst,
ging zij op reis of kwam zij tussen twee taken door
en wachtte thuis haar zwakke man, haar zieke zoon?

De blik van de toeristenstroom gleed langs de kunst
en zag niet dat zij opstond en een kruis sloeg en voor
de menigte uit verdween, een glans rondom haar kroon.

3 juni 2008

Poolse schilders

Posted by Picasa
Afgelopen maandag (2 juni 2008) is mijn dichtegel op het hoekpand Schietbaanlaan/Heemraadssingel weggeschilderd. Bij navraag bleek dat de eigenaar van het pand, Identity Design, de opdracht had gegeven de muur te schilderen, maar de tekst te sparen. Dit hadden de Poolse schilders echter niet begrepen. Er worden nu pogingen ondernomen om de regel er weer op te krijgen.

31 mei 2008

Op de fiets naar de Sputnik

Posted by Picasa
In de zomervakantie van 1958 fietste een elftal b-junioren van de voetbalvereniging Flakkee naar de Wereldtentoonstelling in Brussel. Het was een lange tocht van Middelharnis op het voormalige eiland Goeree-Overflakkee door het Brabantse en Belgische land tot Vilvoorde, waar we onze tentjes tussen de duizenden andere kampeerders opzetten. Onderweg hadden we in dorpen gebivakkeerd waar we tegen een plaatselijke juniorenelftal speelden. Ik herinner me een veld zonder krijtlijnen dat was omgeven door sloten waarin het water geheel bedekt was met kroos en zo hoog stond dat het leek alsof de grasmat daar gewoon doorliep. Spelers van de thuisclub schopten de bal zo ver in die richting dat onze buitenspeler er in zijn ijver hem te pakken te krijgen geen erg in had dat het veld daar ophield en kopje onder ging. Dikke pret hadden ze dan.
Het was mijn eerste buitenlandse reis. Op een fotootje met gekartelde rand staan we langs de kant van een weg, op de achterkant heeft iemand geschreven: ‘hei plukken net over de grens bij Goirle’. Ik herinner me slechts enkele namen van de jongens die met zwaar bepakte fietst in de berm staan. Geruite blouses, gestreepte truien, korte broeken. Ik speelde in B2, want voor B1 was ik niet goed genoeg maar voor de kneusjes van B3 te goed. Voor de fietstocht was het elftal niet samengesteld uit de beste spelers, maar uit de jongens die van hun ouders mee mochten.
Op een ander kiekje poseren we in het blauwgeel gestreepte shirt van onze club, maar in lange broek, op de achtergrond het Atomium. Zijn we daar ook in geweest? Op de Belgische televisie is er dezer dagen veel aandacht voor het vijftigjarig jubileum van de Expo 58. De beelden tonen mij nu wat ik toen moet hebben gezien. De nationale paviljoens, de vreemde bouwwerken, staketsels en kabelbanen, de fonteinen en watervallen waarvan de fonkeling in de flipperkast van mijn geheugen hier en daar oplicht.
We vergaapten ons aan de dingen die vreemd waren en dat was voor een stel boerenjongens in een geelblauw gestreept voetbalshirt zo’n beetjes alles wat er te zien was. Ongetwijfeld zijn we in het Philips paviljoen geweest dat, weet ik nu, door de architect Le Corbusier was ontworpen en waarin in een elektronisch gedicht de geschiedenis van de mensheid werd verteld waarbij veel piep en knars was te beluisteren.
Dat de Koude Oorlog tot uitdrukking werd gebracht in de grootte en de vorm van de Amerikaanse en Russische paviljoens, wisten wij toen niet. Van de Spoetnik, die de Russen het jaar daarvoor hadden gelanceerd, hadden we wel gehoord en gelezen. Maar was dat alles? De replica die hier tentoongesteld werd, was niet meer dan een zilverkleurige bol van een halve meter doorsnede met een paar sprieten er aan.
Hebben wij ook stilgestaan bij de hekken van het Congolese dorp, waarin ‘zwartjes’ als in een dierentuin waren te bezichtigen? Hebben wij, pummels, met een meewarige glimlach naar hun primitieve bezigheden staan kijken? Het is niet onwaarschijnlijk. De omgeving waar wij vandaan kwamen was volkomen blank, de enige ‘exotische’ persoon die we kenden was een Hongaar die twee jaar eerder voor de Russen uit zijn vaderland was gevlucht en in ons dorp in een kruidenierswinkel werkte.
De wereldtentoonstelling stond in het teken van het humanisme, de verbroedering van alle volken. Wetenschap en techniek toonden hun nieuwste ontwikkelingen die als wereldwonderen aan het volk werden gepresenteerd. Robots zouden het zware werk van de arbeiders overnemen, koffie kwam voortaan uit een machine, auto’s rolden van de lopende band. De kans dat ik binnen afzienbare tijd een fiets met handremmen en versnelling zou krijgen, zoals enkele jongens in ons elftal hadden, werd steeds groter.
Maar ons bezoek aan de wereldtentoonstelling eindigde met de diefstal van een aantal souvenirs. Wie op het idee kwam weet ik niet meer, maar ik raakte er bij betrokken, ik liet me overhalen een souvenir uit een kiosk te pikken. Wat zal het geweest zijn, een Atomium in zakformaat, een kleine Spoetnik van plastic? In ieder geval werden we gesnapt. Ik denk dat onze leider het met de kioskhouder goed gemaakt heeft maar wat ons betreft zou hij het er niet bij laten zitten.
Op een avond kwam hij er met mijn ouders over praten. Schande werd over mij uitgesproken. Een onbekende trek in mijn karakter had zich geopenbaard. Wat moest er van mij worden? Die fiets met vlinderstuur en handremmen kon ik voorlopig wel op mijn buik schrijven. Kort daarna ben ik gestopt met voetballen. En werd verliefd op een meisje dat op de korfbalvereniging zat.
NRC Handelsblad Achterpagina 30 mei 2008

29 mei 2008

POETRY + ROTTERDAM

EEN VEEG TEKEN: HET FILMFESTIVAL HIER HEET IFFR – INTERNATIONAAL FILMFESTIVAL ROTTERDAM, HET IDFA GINDS HEET INTERNATIONAAL DOCUMENTAIREFESTIVAL AMSTERDAM. WAAROM HEET PI NIET PIR – POETRY INTERNATIONAL ROTTERDAM?

MEER EN MEER HEEFT POETRY INTERNATIONAL ZICH LOSGEZONGEN VAN DE STAD DIE HET FESTIVAL ONDERDAK GEEFT EN RUIMHARTIG MEEFINANCIERT, VAN DE DICHTERS DIE ER WONEN EN WERKEN, VAN HET GEÏNTERESSEERDE PUBLIEK DAT MINDER EN MINDER DE WEG NAAR HET FESTIVAL INSLAAT.

DAT MOET VERANDEREN. DE BAND TUSSEN ROTTERDAM EN HET FESTIVAL DIENT HERSTELD. VROEGER WAS DIE BAND ER DUIDELIJK. DIE WIN-WIN-SITUATIE VAN VAN KRUISBESTUIVING VAN DE LOKALE EN DE INTERNATIONALE POËTISCHE SCÈNE WILLEN WIJ TERUG. ALLEREERST DIENT DAARTOE DE VROEGER ZO BUITENGEWOON GOED BEZOCHTE ROTTERDAMSE AVOND VOORAFGAAND AAN HET EIGENLIJKE POETRY-FESTIVAL IN ERE HERSTELD. ONZE ACTIE ‘POETRY +’ IS DUS NIET TEGEN HET FESTIVAL, MAAR EROP GERICHT ZIJN VROEGERE, ROTTERDAM BEVRUCHTENDE KRACHT ER AAN TERUG TE GEVEN. WEG MET DE POETRY-MOEHEID!

DAAROM ORGANISEREN WIJ OP:

ZATERDAG 7 JUNI, 19.00 - 20.00 UUR, SCHOUWBURGPLEIN

EEN MANIFESTATIE WAARIN EEN LANGE STOET VAN DICHTERS EN POËZIEMINNAARS HUN ROTTERDAMSE GELUID LATEN HOREN AAN HET BEGIN VAN DE KOMENDE, 39-STE. EDITIE VAN POETRY INTERNATIONAL (ROTTERDAM), ZO TOEPASSELIJK ‘STAD EN LAND’ GEHETEN.

ANGRY OLD MAN FRANS VOGEL BIJT HET SPITS AF. ALLE ROTTERDAMSE BEKENDE DICHTERS DOEN MEE. IEDER LEEST EEN GEDICHT VOOR. MOCHT ER NOG ONS ONBEKEND TALENT WILLEN DOEN, SCHROOM NIET OM JE TE MELDEN. OOK WILLEN WIJ ALLE POËZIEMINNAARS VAN ROTTERDAM UITNODIGEN ZICH TE MELDEN OM HUN FAVORIETE GEDICHT TE KOMEN VOORLEZEN. DAARBIJ DENKEN WIJ VOORAL AAN HET WERK VAN DE VORIGEN: LEOPOLD, BLOEM, GERHARDT, WASKOWSKY, VAANDRAGER, TOLLENS, DE SCHOOLMEESTER, ETC. GEEF POETRY AAN ROTTERDAM TERUG EN GEEF ROTTERDAM AAN POETRY TERUG!

LAAF U AAN DE ROTTERDAMSE BRON VAN POËZIE

HET ORGANISATIETANDEM:
MANUEL KNEEPKENS, 010-4142591, mankneep@upcmail.nl
ARIE VAN DER ENT, 010-4952778, labardan@xs4all.nl


-------STICHTING UITGEVERIJ DOUANE-------

26 mei 2008

Openingswoord boekhandel De Balustrade (vrijdag 23 mei 2008)

Dames en heren,

Het is mij een eer en genoegen om hier iets te mogen zeggen - bij de officiële opening van boekhandel De Balustrade van Folco de Jong en Christine Bosch.
Een unieke gebeurtenis, kunnen we wel zeggen, want een nieuwe boekwinkel in Rotterdam – dat is toch zoiets als de zeldzame geboorte van een ijsbeertje in Blijdorp.
Baby- ijsbeertjes worden nog wel eens door hun moeder opgegeten –de moeder ruikt en snuffelt eens wat aan het diertje, ze weet misschien niet eens dat het haar eigen kind is, en ze denkt: lekker hapje, beetje klein, maar wel mals. En slokslok, daar gaat de kleine. Zo ongeveer heeft een grote boekwinkelketen een paar kleine boekwinkels in deze stad verslonden. Gelukkig is hier, heb ik het vermoeden, op de achtergrond een moeder aanwezig die haar jongen liefdevol verzorgt.
Maar toch. Desalniettemin. Een boekhandel in de Grote Visserijstraat – ik heb het horen zeggen en ik heb het eerlijk gezegd zelf ook wel gedacht: kan dat eigenlijk wel?
Dat is toch zoiets als een slijterij in Mekka beginnen. De Grote Visserijstraat en omgeving – daar wonen toch alleen maar ongeletterde allochtonen.
Over het boek in het algemeen, over het kopen van boeken, het overweldigende aanbod, de bestsellers en de winkeldochters, de plaats van handel, etc. etc. is al veel gezegd. Er wordt al heel lang gesproken over ontlezing, over minder aandacht voor het boek.
Eerst was het de radio, toen de televisie en daarna internet dat de ontlezing zou bevorderen.
Het begon eigenlijk al met de uitvinding van de fiets. Op zondag 3 december 1893 noteerde Edmond de Concourt in zijn beroemde dagboek: ‘Bij [uitgever] Plon zei iemand een dezer dagen dat de opkomst van de fiets een eind zou maken aan de verkoop van boeken, in de eerste plaats vanwege de prijs van het trapkarretje, en vervolgens vanwege de tijd die het wielrijden de mensen kost, waardoor ze niets meer overhouden om te lezen.’
Lang geleden, dames en heren, in de jaren zeventig, heb ik zelf met twee vrienden korte tijd een boekwinkel gehad, de poëziewinkel Woutertje Pieterse, in de Mauritsstraat, een zijstraat van de Oude Binnenweg. Andere tijd, andere omstandigheden. Mijn oudste zuster had ons haar afgedankte koelkast geschonken. Daar kon veel drank in. Er kwam veel volk langs, om te praten, te lezen en te schaken. Gezellig voor ons en voor de winkel, desastreus voor de handel.
Al gauw bleek dat wij alle drie geen verstand van zaken hadden. Er moest namelijk ook een boekhouding worden bijgehouden. De kas moest kloppen zogezegd. En dat lukte niet altijd.
Het ging niet om grote bedragen, maar boekhouders zijn nu eenmaal even precies met cijfers als dichters met woorden. We kochten zelf wel eens een boek uit de eigen voorraad, op rekening, daar werd dan een schuldbekentenis voor geschreven die in de kleine kas werd opgeborgen. Dat was zo’n klein, metalen kistje. een geldkistje, in de folders van Blokker heet dat tegenwoordig een safe-box.
Op een dag was dat kistje verdwenen. De nacht tevoren had Woutertje Pieterse bezoek gehad van de dichter en schrijver Cornelis Bastiaan Vaandrager (van wie u nu en hier in De Balustrade de prachtig uitgevoerde “Verzamelde gedichten” onder de titel Made in Rotterdam, kunt aanschaffen. Maar dit terzijde)
Hij was binnengekomen door de grote winkelruit aan diggelen te slaan. Op de vraag van een toevallige passant wat meneer daar deed, zei hij: “Ik zoek mijn contactlenzen”
In ieder geval heeft hij toen dat kistje met onze schuldbekentenissen meegenomen. En daar hebben we toen verder maar over gezwegen.
Het antwoord op de vraag of je een boekwinkel in de grote Visserijstraat kunt beginnen, hoef ik niet te geven. Dat is bij deze gedaan door Folco en Christine. U staat er als het ware middenin, in het antwoord.
Als we om ons heen kijken, naar deze prachtige boekwinkel, dan moet het lukken. Het is u natuurlijk al opgevallen dat met deze boekhandel iets bijzonders aan de hand is. Je verwacht allemaal planken, over alle muren, in de volle lengte en hoogte. Maar hier zien we nissen, tamelijk ruim van elkaar, en in die nissen staan, uiteraard, boeken.
Het is niet de overdaad (die schaadt) maar de keuze, de uitgelezenheid van het aanbod dat trekt. Ik kan u aanraden er veel gebruik van te maken.
Tot slot geef ik u, als boekenliefhebber, nog dit advies mee:

Minnaar, sla uw geliefde gade gade,
maar geef uw lust niet snel te raden.
Koop eerst een boek bij De Balustrade,
zij zal u met zoete kussen overladen…Posted by Picasa

19 mei 2008

Weeskinderen in Sierra Leone

De wandelaar

Hij verliet zijn huis en dacht: het is niet
zeker dat ik het bij terugkeer vinden zal;
hij ging op weg en kwam in een gebied
waar het gebouwde schijnbaar in verval

geraakte: zwaar en lustig zwaaide de bal
van lood en sloeg en beukte nokken, daken,
de sterke balken en de muren die in hun val
tot puin en stof nog twee keer braken

en zonder stut of steun wachtte de kerk
waarop te lezen stond: ‘overwin het kwade
door het goede’ - en zwijgend keek hij toe

en dacht: de werken van de geest zijn sterk
maar het sloopbedrijf kent geen genade.
en gaan dacht hij: overwin, maar hoe?


Dit sonnet is mijn bescheiden bijdrage aan WIA4 – boekmagazine voor wie Rotterdam liefheeft. De liefde voor Rotterdam is ditmaal 300 pagina’s dik. Het kan niet op. Maar het is deze keer geen liefde uit eigenbelang, want de opbrengst van het magazine is bestemd voor de Sunday Foundation, die in Sierre Leone (door de verenigde Naties uitgeroepen tot de ‘slechtste plek op aarde’) een kinderdorp bouwt voor de weeskinderen die door de veelal westerse eigenaren van de goudmijnen op gruwelijke wijze worden uitgebuit. Alle reden om het magazine aan te schaffen. Het kost slechts € 4,95.

13 april 2008

De Sneldichter van Delfshaven herdacht


Op een dag in het jaar 1954 zette winkelier Salomon Cohen een grote zwarte typemachine op de toonbank van zijn sigarenmagazijn ‘Luxe’ in de Havenstraat in Rotterdam-Delfshaven. Als jongen had hij altijd al gedichten en verhaaltjes geschreven. Misschien kon hij nu wat extra klandizie werven met het schrijven van een vers voor wie zijn winkel bezocht.
Het was het begin van zijn carrière als dichter, of beter, als sneldichter, want al spoedig rolden de gedichten achter elkaar uit de machine. Elke klant kreeg gevraagd of ongevraagd een gedicht mee naar huis. Het duurde niet lang of men kwam met het verzoek om een gedicht voor een bepaalde gelegenheid, een verjaardag of een bruiloft. Cohen draaide er zijn hand niet voor om. Hij had maar een paar gegevens over de betreffende persoon nodig en hij begon, steeds met twee vingers, de strofen op zijn schrijfklavier te hameren.
Hoogwaardigheidsbekleders, bekende artiesten en televisiepresentatoren als Ted de Braak, Theo Eerdmans en Barend Barendse (‘De Zeskamp gaat ons nooit vervelen, door zijn vitale zeggingskracht’) kregen een lofdicht op rijm toegestuurd. Maar ook de tewaterlating van de tanker Esso Gambia ontlokte hem een lofzang: ‘machtig boeiend zijn de lijnen / als een symfonie van staal / net alsof een zon gaat schijnen / in ons levensideaal.’ Helaas, schreef Esso Nederland NV, was er geen plaats in het personeelsblad om het sneldicht op te nemen.
In 1963 trad hij op in het programma Voor de vuist weg van Willem Duys. Het bezorgde hem landelijke bekendheid als De Sneldichter van Delfshaven, een titel waar hij trots op was: ‘Komt u ooit in Rotterdam… U bent hartelijk welkom bij sneldichter Sam!’
Ondanks de gratis gedichten werd de klandizie er niet beter op. Maar de sneldichter dichtte voort. Hij leverde commentaar op rijm over gebeurtenissen die in de stad, het land of de wereld plaatsvonden en stuurde het resultaat naar diverse kranten en tijdschriften. Ze werden lang niet altijd geplaatst, wat hem teleurstelde, want hij wilde met zijn gedichten de wereld veranderen, beter en aardiger maken.
Salomon Cohen werd honderd jaar geleden geboren in het gezin van een grossier in tabakswaren, galanterieën en bijouterieën. In 1933 trouwde hij met een meisje van Protestantse huize, dat bij de familie Cohen in dienst was. In de oorlogsjaren kregen zij twee kinderen. Moeder en dochters bleven vrij van de anti-joodse maatregelen van de Duitsers, maar het gezinshoofd werd als zogenaamde ‘Volljude’ geregistreerd en werd verplicht de Jodenster te dragen. Er was één lichtpuntje in deze diepduistere tijden: Salomon Cohen viel in de categorie gemengd-gehuwde Volljuden, die was vrijgesteld van deportatie naar de vernietigingskampen van het Naziregime, althans voorlopig, tot nader order.
Hij overleefde de oorlog, maar hij kwam er niet ongeschonden uit. ‘In de oorlog heb ik een dodelijke angst gehad. Toch ben ik met geen vinger aangeraakt, ben niet geslagen en heb geen minuut in een concentratiekamp gezeten,’ was het weinige dat hij er later over kwijt wilde.
De Sneldichter van Delfshaven schreef zijn laatste gedichten in een verpleeghuis. Suikerziekte had hem zodanig aangetast dat zijn beide
onderbenen moesten worden geamputeerd. Zijn typemachine was in zijn sigarenwinkel achtergebleven, maar met een hand, die niet helemaal meer wilde, schreef hij op een blocnote gedichtjes voor verpleegsters, medepatiënten en bezoekers.
Hij hield de moed er in en bleef grappen maken. ‘Ik ben altijd een Jiddische jongen geweest – ome Sam – maar het valt niet mee om een geinponem te blijven. Ik heb de sterren willen plukken, maar ik heb niets bereikt. Maar als je dan bewijzen krijgt van liefde en vriendschap, dan trek je je daaraan op, ’ zei hij tegen een journalist van het Rotterdams Nieuwsblad.
Nog geen week na dit gesprek, op 11 maart 1985, stierf Salomon Cohen, De Sneldichter van Delfshaven. Hij werd 77 jaar.

Ttentoonstelling “Salomon Cohen (1908-1985) - De Sneldichter van Delfshaven” in Museum De Dubbelde Palmboom, Rotterdam-Delfshaven, van 12 april t/m 8 juni.
Achterpagina NRC Handelsbald, 11 april 2008Posted by Picasa

8 april 2008

Terras

Op het Piazza Navona in Rome zag ik Michaël Zeeman op een terras zitten. Hij zag mij niet. Zeeman heeft zich in een grijs verleden met de Letteren in Rotterdam bemoeid. In die tijd liet Bob den Uyl een trein aan zich voorbij gaan toen hij hem in een coupé zag zitten. Wijlen Vaandrager heeft hem eens met een honkbalknuppel op het terras van De Unie zitten opwachten. Waarom weet ik niet. Maar zeker niet om dat Maffiawapen als boekenlegger aan te bieden. Wel oud geworden, die Michaël. Zeker van het aankondigden van al die nooit geschreven boeken. Waar is zijn opvolger als secretaris-generaal van de Rotterdamse Letteren Melchior de Wolff eigenlijk gebleven?

4 april 2008

Maashaven Graansilo

Het beloofde land

In het begin der tijden toen de rivieren
vrij stroomden, kwamen wij van de
eilanden, stijf in ons zondagse goed,
en reden als een dorsmachine de stad

binnen, de eerste straten, de donkere
zijstraten, pleinen voor meubelpaleizen,
en dichter bij de havens doemde
een rots van beton voor ons op: daar

lagen de dromen opgeslagen die een
vreemdeling voor de farao verklaarde
en hem aanraadde het graan van
de vette voor de magere jaren te bewaren.

Nu we dromen achter zwakke dijken
dansen on the colourful and glamorous
platform within the obscure walls
nimfen, weekendpunkers in extase

all melted together into an ultimate mix
om het kalf van klatergoud dat door
de snelle jongens van het beloofde land
in het binnenste van de rots is opgericht.
Posted by Picasa

25 februari 2008

Passionate Special

klik op de afbeelding om te vergroten

Dit is de cover van de Passionate Special over schrijvers en dichters in de jaren zestig en zeventig in Rotterdam. De foto is in 1974 waarschijnlijk met de zelfontspanner gemaakt door Mathieu Ficheroux bij de onthulling van zijn Multatuli wandschildering tegenover de poëziewinkel Woutertje Pieterse in de Mauritsstraat. Schildering en winkel zijn later verhuisd naar de van Oldenbarneveltstraat. Van links naar rechts, staand: Bob den Uyl, Martin Mooij, Kazuko Shiraishi (Japanse dichteres die dat jaar deelnam aan Poetry International en bevriend raakte met Riekus Waskowsky, niet op de foto), de Amsterdamse sonnettenbakker Jan Kal, acteur en regisseur Ton Lutz (in die tijd de schoonvader van de bassist in het wit), c'était moi, je pense, Jan van der Wel, Piet Gootjes, gehurkt: Mathieu Ficheroux en Leyn Leijnse.

13 februari 2008

Frans Vogel komt met nieuw cluster gedichten:Gelukkig maar.

Frans Vogel is sinds 1987 co-auteur van het ‘standaardwerk’ (Bob de Keizer) MENEER PARDOEL (een Rotterdamse kastelein) en sinds november van hetzelfde jaar de schrijver van ‘t Staartje van De Fles, door de dichter René Puthaar zwart op wit een ‘monument’ genoemd. Eind 1996, post-Vaandrager, debuteert hij o.l.v. Hans Citroen als dichter met zijn bundel Te gek moment & andere gedichten, volgens Hans Sleutelaar een zwik ‘volwassen, gezonde, energieke poëzie’. Begin 2000 komt hij met een ‘nieuw pak gedichten’, onder de titel Het onaandoenlijk hart (72 bpm), waaruit minstens 1 gedicht gecanoniseerd staat in Deel II van Gerrit
Komrij’s NEDERLANDSE POËZIE van de 19de t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten. Inmiddels 7 jaar plus een hart-en een herseninfarct verder komt hij thans met zijn derde bundel: Gelukkig maar (titel geënt op de befaamde oneliner van Armando). Hij nodigt u van harte uit de lancering ervan te komen bijwonen op dinsdag 11 maart a.s. vanaf 17.00 uur in café ARi (All the booze that’s fit to drink), Nieuwe Binnenweg 142a, 3015 BG Rotterdam. Het (symbolisch) eerste exemplaar wordt uitgereikt aan padrone Ger Koedam. En de presentatie is in handen van niemand minder dan Fons Burger, Rotterdam’s eigenste Donald Trump.
Gelukkig maardat u daar persoonlijk bij kunt zijn.Posted by Picasa

25 januari 2008

Set voor een B-film

Een koude zon belicht de Aluminiumstraat:
twee kraaien pikken etensresten uit een doos
waarop Kentucky Fried Chicken staat.

We zoomen in op een bedrijfsterrein:
tussen afval en onkruid groeien ladders
naar zolders waar dromen liggen opgeslagen.

Achter een loods wordt een moord gepleegd:
de dader vlucht het autokerkhof op,
houdt zich schuil in een wagen zonder motorblok.

Een wolk zorgt voor zwart-witeffect:
vrachtwagens rijden af en aan,
over de spoordijk gaat een trein voorbij.


zie: DAILY TIGER # 2 friday january 25th
INTERNATIONAL FILMFESTIVAL ROTTERDAM

14 januari 2008

Fiets

Posted by Picasa
De Reus van Rotterdam met zijn nieuwe fiets

Op zondag 3 december 1893 noteert Edmond de Concourt in zijn dagboek: : ‘Bij Plon zei iemand een dezer dagen dat de opkomst van de fiets een eind zou maken aan de verkoop van boeken, in de eerste plaats vanwege de prijs van het trapkarretje, en vervolgens vanwege de tijd die het wielrijden de mensen kost, waardoor ze niets meer overhouden om te lezen.’
Op maandag 14 januari 2008 laat de stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) weten dat in 2007 een recordaantal boeken is verkocht: 45 miljoen. In totaal heeft de consument voor 568 miljoen euro aan boeken aangeschaft. Dat komt neer op gemiddeld 12,60 euro per boek. Bij de cijfers is de verkoop van studieboeken niet meegerekend. De beste verkochte titels waren de boeken van Sonja Bakker en de Harry Potter-reeks.