19 augustus 2008

Amsterdam

Hoe fraai ligt deze stad op de bodem van de zee verzonken,
de eeuwen in één rimpeling vergaan, een oude hoer die naar
de dagen van haar glorie taalt, een zeeman, grof, beschonken,
komt bak- en stuurboord in haar uitgewoonde stegen klaar.

Benauwde veste. Sodom en Gomorra samen op zijn wallen,
een wrak vol waterzucht, gezonken onder zijn eigen peil,
in het Paleis dat geen paleis is ruisen kleine watervallen
en in het koffiehuis gaan oude revolutionairen onder zeil.

Een dichter paait een portie roem bij zijn vrienden in 't café
en zwelt gasvormig op van modderpoel tot oceaan.
En tussen het wrakhout van platbodems en galjoenen staan

burgers en zwervers, drenkelingen in de onmetelijke zee,
verkrachters en moordenaars en al het bezopen schorem
naar adem te happen tegen het glas van dit groots aquarium.

7 augustus 2008

Thuiskomen


Drie weken zaten we op een heuvel in Normandië, in een prachtig van alle comfort voorzien huis. Het was het huis van vrienden die zelf op vakantie in Italië waren. We hadden het op ons genomen om het huis te bewaken en de tuin bij te houden. Vooral de moestuin vroeg veel aandacht. Wieden en sproeien, want het was droog weer. Als beloning voor het werk plukten we aardbeien, sla en sjalotten, allerlei heerlijke kruiden en trokken de jonge kroten uit de grond. Helaas waren nog niet alle gewassen en vruchten rijp.
Mooi weer, mooie omgeving. Af en toe hoorde je een landbouwwerktuig voorbij ratelen. Maar meestal kon je de stilte horen. Helemaal stil is het natuurlijk nooit en nergens. Je hoort altijd wel wat. Het zoemen van de bijen in de lavendel, de wind in de bomen, de koeien in het naburige weiland.
Af en toe liet zo’n koebeest een scheet van heb ik jou daar of loeide er eentje wat in het wilde weg en vroeg je je af wat er nu precies te loeien viel.’s Avonds keerde de kudde terug naar de stal en hoorde je ze grazen. Het leek wel zagen zoals die dikke tongen het gras pakten en afsneden. Mooie dieren, die koeien, maar als je geen slager bent, raakt je er toch gauw op uitgekeken.
Op de boerderij een paar honderd meter verderop was dit voorjaar een volautomatische melkmachine geïnstalleerd. Wie nog romantische gevoelens over het platteland en het boerenbedrijf koesterde, moest hier niet zijn. Zelf herinner ik me nog wel het beeld van de blozende boerendochter die op een krukje gezeten en half tegen het warme koeienlijf geleund met soepele en krachtige handbewegingen de spenen hanteerde, zodat de melk met dunne doch krachtige stralen in de emmer spoot die ze tussen haar stevige dijen geklemd hield.
Een melkmachine is een melkmeid maar dan van metaal, rubber, kunststof en nog wat materialen en uiteraard veel elektronica. Een robot die voor niets en niemand bloost. De koe wil gemolken worden, schuift aan en laat de machine zijn werk doen. Een metalen arm schuift onder het beest en zoekt de uier, spuit een desinfecterend middel om de boel schoon te maken en dan beginnen de censoren een voor een de spenen te zoeken en kan het melken beginnen. Zo gepiept. Ondertussen registreert de computer de gegevens van de koe, naam, geboortedatum, gewicht, hoeveelheid melk, etc.
Een fascinerend gezicht. Voor één, hooguit twee keer. Dan heb je het wel gezien. Nee, geef mij maar die melkmeid van vroeger. Ik weet eigenlijk niet of ze echt bloosde, maar dat hoorde je er bij te zeggen, dat ze bloosde. Ze kreeg natuurlijk geen rode konen van schaamte, maar van inspanning. Want waarvoor had ze zich moeten schamen. Een melkmachine wordt niet moe, al was deze wel al een paar keer van slag geweest en moesten er programmeurs uit de stad komen voor een reset en een update. Maar dat heb je overal.
Toen we thuiskwamen bleek onze fietstrommel van een elektronisch slot te zijn voorzien. Daar konden we dus niet in. Pas toen de buren thuis waren kon ik mijn fiets pakken. Maar toen zag ik dat ik hem voor de vakantie met een lekke band had weggezet omdat de plakspullen op waren.
Ik was weer thuis. Op de Maasboulevard had ik me nog even laten inpalmen door de skyline. De krijtrotsen van Engeland, de besneeuwde toppen van de Himalaya, de meren van Zwitserland en noem nog maar een paar schitterende uitzichten, er gaat toch niets boven de skaailaain van Rotterdam. De dynamiek straalde er van af.
Of was het een luchtspiegeling, een fata morgana?
Want waar kon je in deze dynamische stad ook al weer je band laten plakken? Ik stond er bij en keek er naar, naar m’n lekke band en met de elektronische sleutel van de buren in mijn hand en had even het gevoel dat ik nooit meer gemolken zou worden.

Rotterdam Punt Uit nr. 4 aug./sept 2008