14 januari 2011

Negende – In De barbaren probeert de Italiaanse schrijver/journalist Alessandro Baricco een analyse te geven van de hedendaagse kunst, cultuur en leven aan de hand van wijn, voetbal, boeken en google.
Als een cultuur zich heeft gevestigd, verschijnen de barbaren, veelal fris geschoren en strak in ’t pak. Ze hakken er niet op in maar presenteren Hollywoodwijn, drinkbaar maar zonder karakter; ze zetten een sterspeler op de bank ten gunste van het totaalvoetbal; ze schrijven bestsellers die iedereen kan lezen en geven indirect aan dat googlen van  ons woord koekeloeren afstamt.  
Elke cultuur creëert zijn eigen barbaren. De gotiek verdrong de romaanse bouwkunst, de abstracte kunst de figuratieve, etc. en er was een tijd, betoogt Baricco, dat de Negende van Beethoven het symbool van de barbaren was. “Toen ze aan de horizon verschenen brachten de burgers hun dochters en hun sieraden in veiligheid.”
De Negende op cd is naar de gedachtegang van Baricco een vorm van barbarisme omdat de techniek de lengte van de muziek bepaalt. Hij vraagt zich af  waarom cd's het formaat hebben dat ze hebben. Hij schrijft:  "Waarom dat formaat? Antwoord: toen ze in 1982 (moet zijn 1980; redactie) bij Philips daarover moesten beslissen, bedachten ze dat de hele Negende Symfonie van Beethoven erop moest passen. Destijds was daarvoor een drager van 12 centimeter nodig. En zo ontstond het formaat van de cd. Nog steeds wordt een plaat van Madonna, ik noem maar wat, aangepast aan de duur van die symfonie". Hij weet het niet zeker, hij citeert een Frans tijdschrift.
Nu drink ik wel eens een kop koffie met de uitvinder van de cd, prof. dr. ir. Kees Schouhamer Immink. Aardige vent, hij komt oorspronkelijk van Zuid, werkte lange tijd voor het Natuurkundig Laboratorium van Philips en woont sinds een jaar of tien weer in Rotterdam.
Hij mailt desgevraagd: “De diameter en speelduur van de CD heeft heel wat mensen bezig gehouden. Philips heeft vanaf het begin van de samenwerking met Sony een plaat van 11.5 cm gewild. Deze afmeting is namelijk ook de diagonaal van een compact cassette (je weet wel dat bandje) . De directeur die dat bandje ooit ontwikkelde was ook verantwoordelijk voor de CD-ontwikkeling, en zei ‘niemand heeft ooit geklaagd over de afmetingen van de cassette, dus wil ik dat de CD even groot is’. Zo gaat dat. Maar de baas van Sony, Ohga, een oud operazanger,  had daar  ook eenvoudige gedachten over. Hij wilde beslist geen 11.5 cm, omdat Philips dan een voorsprong zou hebben bij de productie van de CD platen (Philips had namelijk al een fabriek in Hannover ingericht voor de productie van 11.5 cm CD plaatjes). 
Wat te doen? Verzin een list. Een plaatje met een diameter van 11.5 cm kan maar 67 minuten muziek afspelen. Dus dan verzin je een muzieknummer dat langer is, namelijk een uiterst langzaam gespeelde, 74 minuten en 33 seconden, Negende van Beethoven (Furtwangler, 1951), en dus niet past. Dan kun je eisen, vooral omdat je vrouw zo van Beethovens Negende houdt  (dit verzin ik echt niet), dat de plaat groter moet worden om het te laten passen. En zo geschiedde.
            Achteraf was het kul. De digitale studiobanden waarmee de gegevens naar de fabriek werden gestuurd konden maar 72 minuten spelen, zodat het tot 1988 heeft geduurd voor de Negende van Furtwangler (EMI 7698012) op cd werd uitgebracht. Er was trouwens ook weinig commerciële interesse voor deze mono-opname vol ruis.”


9 januari 2011


Europa - Op een mooie pinksterdag fietsten we naar Overschie. De deelgemeente van Rotterdam ligt ingeklemd tussen snelwegen, oude en nieuwe industrieterreinen, onttakelde scheepswerven, verlaten fabrieken en onduidelijke opslagplaatsen. Maar de kleine kern van het dorp is vrijwel onaangetast gebleven. Zo moet Johan Barthold Jongkind het hebben gezien toen hij Zonsondergang bij Overschie schilderde.
In een grijs verleden heb ik er een tijdje gewerkt in het atelier van een etalagepoppenmaker. Stond je de hele dag de polyester borsten en billen van een mooie slanke meid te schuren tot ze glad en rond waren en naar de modewinkels en warenhuizen werden afgevoerd. In ondoorzichtig plastic verpakt, want hunne naaktheid mocht toen nog niet in het openbaar worden getoond. En later kwam ik via een uitzendbureau nog eens in een koude en donkere loods langs de Schie terecht waar het werk bestond uit het trekken aan een lang touw van een installatie waarmee de doppen op zuurstofflessen werden geslagen. Nooit is een blauwe maandag zo blauw geweest.
In de Dorpsstraat kwamen we vrienden tegen. Al gauw ging het gesprek over wonen hier en wonen daar. Er moet een grote onrust en een diepe ontevredenheid over het land zijn gekomen, want overal zie je de borden en aanplakbiljetten van de makelaars. Ook in Overschie, doorgangsgemeente bij uitstek.
Het lijkt alsof iedereen wil verhuizen of er op z’n minst over praat. Je hoeft geen geld te hebben om van horen zeggen de prijzen van huizen en grond in verschillende delen van Europa te bespreken. We hadden het over de voor- en nadelen van de stad, de stilte van het platteland en of die wel te verdragen was als je het stedelijk rumoer, de openbare discotheek voor wereldmuziek gewend was.
Een huisje in Frankrijk? Al dat gedoe met inpakken, we zagen het bij de buren, bij vrienden, bij kennissen. Dat heen en weer rijden, het onderhoud, gras maaien, heggen knippen, hout kappen. Niets voor ons. Hoewel, die en die had voor weinig een huis in Toscane gescoord, daar maaide de buurman het gras en legde een stapel hout bij de haard als ze er aan kwamen. En je weet wel, die waren gescheiden en hij had een hut in de Pyreneeën gekocht, daar zag je helemaal niemand. Het noorden van Afrika was ook in trek en betaalbaar. Wat dacht je van een volkstuintje in de buurt?
Kortom, we voerden een modern Europees gesprek. Maar gingen we ook voor Europa stemmen? Wanneer was dat eigenlijk? Binnenkort ja, maar uit het blote hoofd wisten we niet precies wanneer. Europa, wat heb je daaraan, ze hebben ons al flink belazerd met de euro. En weet je wat die verhuizing kost, elke keer van Brussel naar Straatsburg. En wat moeten we met al die Oost-Europeanen, want die komen er aan. Reken maar. Europa, laat me niet lachen.
Vorig jaar waren we op een markt in Normandië, allemaal plaatselijke kazen en worsten. Maar dat kan niet meer als Brussel het helemaal voor het zeggen krijgt. Dan worden al die heerlijke uitheemse, op een kweek van eigen bacteriën, in donkere en vochtige schuren en stallen door jichtige en ongetrouwde boerendochters vervaardigde kazen en worsten verboden. Dat is Europa. Alles moet uit de fabrieken van de grote internationals komen, hygiënisch en zonder smaak. En dan hebben we het over normen en waarden, terwijl het over worsten en kazen zou moeten gaan.
We fietsen verder. De Schie glinsterde tussen zijn magere dijken. In de verte lag Delft, beroemd om zijn heerlijke Hollandse slaolie.

5 januari 2011

Magistraal - Het is zaterdag en boven Nederland staat een stralende zon te blikkeren. Het is de eerste mooie zomerdag van het jaar. In de hal van het Centraal Station in Den Haag wordt de jaarlijkse boekenmarkt gehouden.
Tientallen kraampjes van uitgevers en boekhandelaren, duizenden boeken wachten op de aandacht van het publiek en de gunst van de kopers. Maar het is niet druk; het is doodstil.
De lezers liggen op het strand van Scheveningen of thuis in de schaduw. Af en toe loopt er wat publiek van en naar de treinen.
Ergens in de grote hal is een podium opgesteld en een veertigtal stoelen, waarvan er slechts een paar door Haags uitziende dames en heren zijn bezet, in afwachting van de voorstelling.
De eerste dichter leest voor, het wordt niet drukker;, de tweede dichter leest voor, er komt niet meer publiek; de derde dichter leest voor, er zijn een paar mensen bijgeschoven. Maar dan gebeurt het. De vierde dichter is Johnny van Doorn. Hij leest niet voor, hij draagt voor, declameert, zijn stem vult de ruimte van de grote hal.
Hier is iets bijzonders aan de hand: een trein is door het stootblok geschoten, er is een operagezelschap aangekomen, er wordt een redevoering gehouden, het einde der tijden of een nieuw begin wordt aangekondigd, in ieder geval stroomt het publiek toe. Van alle kanten komen ze aangerend, van de perrons, uit de restauratie, van buiten.
In een mum van tijd zijn alle stoelen bezet en staan er dikke rijen mensen omheen, die glimlachend, verbaasd of verbijsterd, in ieder geval ademloos staan te luisteren. Hier spreekt de dichter van de ‘magistraal stralende zon’ en ‘komtocheensklaarklootzak’, voorheen Johnny de Selfkicker, uitvinder van The Self-Kick & Electric Acts, Depressive Minor Popplayer en PostSexueel Exhibitionist, in de jaren zestig een nieuw fenomeen in de Nederlandse letteren, ‘a new dimension in poetry’, op dat moment Johnny van Doorn, gevestigd auteur te Amsterdam, gevierd voordrachtskunstenaar van eigen werk in het kleine zalencircuit van Nederland.
Hij las die dag geen poëzie, maar proza, jeugdherinneringen, een verhaal over huiselijk omstandigheden, want de dichter begon de middelbare leeftijd te naderen. Gedichten of verhalen, het maakte voor Van Doorn niet uit wat hij las, het gebeurde allemaal met hetzelfde aanzwellende geluid, waar het publiek op afstroomde. Voor wie zijn werk nu leest, klinkt die stem als een steeds zwakker wordende echo. Johnny van Doorn stierf in 1991. Hij werd 46 jaar.
De dichter die toen in Den Haag na hem kwam, zag, terwijl hij naar de microfoon stapte, het publiek van het podium weglopen. Zijn stem klonk zwak in de stilte na de storm, die op die magistraal stralende dag in het Haagje was opgestoken en als een slaperige hond was gaan liggen.

4 januari 2011

Voetbalcarrière

O treurigheid! O kaal terrein!
Eens, toen de bal nog rond was,
had ik het schot van Ferenc Puskas
en de techniek van Coen Moulijn.†

Helaas, niemand die het zag.
Want ik was al te vaak reserve,
liep doelloos langs de lijn te zwerven,
tot ik mijn kans kreeg op een dag.

'k Viel in, en toonde mijn onvermoede
talenten, zette de hele achterhoede
op het verkeerde been en scoorde

met een listig tikje. Maar 'k hoorde
in plaats van gejuich een fel gejoel:
de bal lag in het verkeerde doel.

† 4 januari 2011

Zie ook: Coen Moulijn, Uitgeverij de Buitenspelers - Kats, Rotterdam, 2009

2 januari 2011

Dinsdagblues - Soms hoor je beweren dat de populariteit van onze beroemdste stedelijke dichter is afgenomen. Hoe men dat weet en meet weet ik niet. Zelf zegt hij dat die juist flink is toegenomen door het sterspotje voor een wasmiddel dat zwarte kleren zwart houdt.
We stonden voor boekhandel Van Gennep te praten. Over alles wat ons te binnen schoot, over pakken bij voorbeeld, dat het zijne 3900 euro had gekost. Niet om mij de ogen uit te steken, maar om een loflied op de Italiaanse kleermakerij te houden, perfect gesneden, dat kan je wel zien. Hij vroeg niet wat mijn jas of broek had gekost, want dat kon je zo ook wel zien.
Er kwam een vrouw in een leren jack langs, ze vroeg of ze zijn handtekening mocht. Jazeker, waar, o hier. Ze hield hem een agenda voor. Ze liep verder en wij kletsten weer, over het ontstaan van het alfabet, de schoonheid van Italiaanse steden, over de poëzie en over de nieuwe mandarijnen (op zwavelzuur).
Even later bleef er weer een vrouw bij ons stil staan. Deze met een leren jack over haar arm. Ze vroeg of hij zijn gedicht BLUES ON TUESDAY nog kon herinneren, want daar knapte ze altijd heel erg van op als ze down was.
Moet je net aan hem vragen. Hij kent elke regel die hij geschreven heeft uit zijn hoofd. En wat het kostte als hij het voor haar opschreef. Niemand had een pen bij zich, maar de boekhandel bracht uitkomst. Ze gaf hem een zoen en verdween.
We moesten er allebei om lachen. Ik vroeg of dat nou dezelfde vrouw was als de eerste. Nee! Dat waren twee verschillende vrouwen. Maar ik geloof toch dat het één vrouw was, eerst met een leren jack aan en toen met een leren jack over haar arm.
Ik heb geen ervaring met populariteit, maar als zij meetbaar is moet je haar naar boven afronden. We gingen ieder ons weegs. Het was een aangenaam en onderhoudend gesprek.

Blues On Tuesday

Geen geld.
Geen vuur.
Geen speed.

Geen krant.
Geen wonder.
Geen weed.

Geen brood.
Geen tijd.
Geen weet.

Geen klote.
Geen donder.
Geen reet.