In november 1986 hield de redactie van NRC Handelsblad een werkonderbreking uit protest tegen de voorgenomen verhuizing van de Westblaak in het centrum van Rotterdam naar de Alexanderpolder aan de rand van de stad. De Nederlandse Dagblad Unie, waartoe ook het Algemeen Dagblad hoorde (maar dat protesteerde nauwelijks) had het oog laten vallen op een efficiënt en vooral goedkoper pand met uitzicht op de snelweg.
De meeste redacteuren en journalisten wilden echter ‘in het kloppend hart van de stad’ blijven werken en vroegen zich hardop af of een krant ‘in de polder’ gemaakt kon worden. “In Rotterdam staat de tijd niet stil. De stad ontwikkelt zich in hoog tempo tot een echte stad,” schreef een woordvoerder van de actievoerende redactie. Nooit eerder hadden de Rotterdamse lezers van NRC Handelsblad zoveel loftuitingen op hun stad vernomen als in de berichtgeving over deze werkonderbreking.
Bij enkele oudere journalisten staken nostalgische gevoelens de kop op over de tijd dat er in Rotterdam nog zo’n zeven grote kranten werden gemaakt die bijna allemaal in en in de omgeving van de Witte de Withstraat, de ‘Fleetstreet’ van Rotterdam, waren gevestigd. De Nieuwe Rotterdamse Courant, het Algemeen Dagblad, De Rotterdammer, de Maasbode en Het Vrije Volk, terwijl Trouw en De Tijd er een eigen redactie hadden en Het Parool zelfs een eigen titel: Het Rotterdams Parool.
Zuilen van lood waarop de samenleving was gefundeerd, geschreven met een zethaak in een maatvoering van cicero’s en augustijnen. Op mooie zomerdagen zag je tussen de middag de drukkers en zetters van de NDU op de stoep hun boterham opeten, weggespoeld met melk, want dat voorkwam loodvergiftiging. Een paar straten verder, op de kop van de Coolsingel, kon je van buitenaf de grote rotatiepers van het Rotterdams Nieuwsblad in werking zien waar mannen in overalls in de weer waren met papierrollen zo groot als een rioleringsbuis.
Het vak van typograaf is praktisch uitgestorven, dat van corrector helaas ook. Kranten verdwenen of fuseerden, de Alexanderpolder bleek geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van de krant te hebben. Half Nederland woonde ondertussen in een buitenwijk. Het Vrije Volk, ooit de grootste krant van Nederland, werd een regionaal dagblad voor Zuid-Holland-Zuid. Onder leiding van Herman Wigbold trachtte het weliswaar de allure van een landelijk dagblad te behouden, maar het hield tegelijkertijd het adagium hoog dat tante Truus uit de Tarwewijk de krant moest kunnen lezen en begrijpen. De oplage daalde dramatisch.
In 1991 fuseerde Het Vrije Volk met het Rotterdams Nieuwsblad tot het Rotterdams Dagblad. Ik herinner me hoe op een bijeenkomst in een feestzaal van diergaarde Blijdorp, waarvoor ik als freelance medewerker was uitgenodigd, de beide redacties voor een inspirerende samenwerking werden opgewarmd. De keurige heertjes in tenue de ville van het Rotterdams Nieuwsblad en de shagrokende rouwdouwers in spijkerbroek en trui van Het Vrije Volk, als de levende brokstukken van de Rode Burcht die niet lang daarvoor was gesloopt.
Ze vertegenwoordigden elk een segment van de Rotterdamse bevolking. ‘Kralingen’ en ‘Crooswijk’ schoven redactioneel in elkaar, maar de werkelijkheid was minder inschikkelijk. Mevrouw van Kralingen was niet geïnteresseerd in de berichtgeving over achterstandswijken en volkstuinen en tante Truus las de gratis Havenloods. Televisie, Internet en de vrije markt kalfden het abonneebestand verder af.
Het Rotterdams Dagblad zal nu opgaan in het Algemeen Dagblad, bekend van de oliebollentest en de frituurvetenquête. Hoofdredacteur Bonjer van de grote fusiekrant die in september gaat verschijnen, zal nog meer dan Wigbold destijds aan tante Truus vragen wat en waarover de krant moet schrijven. In tabloid, het wondermiddel om de lezers aan zich te binden, maar dat niet meer dan sensatiekrant betekent. Het nieuwe AD zal geen meneer zijn, maar een tante.
NRC Handelsblad Achterpagina 26 mei 2005 © Rien Vroegindeweij
29 mei 2005
26 mei 2005
Citaat
“We moeten ons ook zorgen maken over de groeiende afhankelijkheid van het internet. We hebben iets geschapen dat we niet langer kunnen begrijpen en beheersen. We doen ons best het aan de gang te houden, we leveren de stroom als een soort slaven. Ik denk dat de voordelen nog altijd opwegen tegen de negatieve effecten. Maar de decentralisatie van de systemen die heeft plaats gevonden, baart me zorgen. Niet alleen de virussen en de spam die de boel plat kunnen leggen, maar ook de verstoring van ons idee van wat echt en onecht is. Waar haal je je nieuws vandaan? Van blogs? Van kranten, van netwerken? Het verschil tussen betrouwbaar en onbetrouwbaar nieuws wordt steeds vager. Censuur is er niet, maar er is wel een vloedgolf van verkeerde informatie."
M / NRC Handelsblad, mei 2005, Daniel C. Dennett, Amerikaans filosoof, in gesprek met Bas Heijne
M / NRC Handelsblad, mei 2005, Daniel C. Dennett, Amerikaans filosoof, in gesprek met Bas Heijne
15 mei 2005
Het ultimatum
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond er een ‘Historikerstreit’ over de vraag of het bombardement dat op14 mei 1940, ’s middags om 13.22 uur, de historische binnenstad van Rotterdam vernietigde een militaire handeling was, die volgens het internationale oorlogsrecht was toegestaan, of een zogenaamd oppervlaktebombardement en dus een daad van ongeoorloofde terreur op de burgerbevolking.
De Duitse legerleiding ter plekke wilde naderhand doen geloven alsof het bombardement voorkomen had kunnen worden. Het had ook (nog) erger had gekund. Maar de beslissing om de stad te vernietigen was op het hoogste niveau door Göring en Hitler genomen. Vanuit het Nederlands perspectief lijkt het echter alsof Rotterdam is opgeofferd voor een paar uur uitstel van executie. Pas toen de Duitsers dreigden ook Utrecht te bombarderen werd de capitulatie van Nederland getekend.
De onverklaarde oorlog was vier dagen oud toen de Duitse opmars stokte op het front dat zich aan weerszijden van de Nieuwe Maas had gevormd. De weerstand was groter dan de Duitsers hadden verwacht. Vliegveld Waalhaven was platgegooid en veroverd, Rotterdam-Zuid en het Noordereiland waren in Duitse handen, daar werden diverse legerdivisies samengevoegd voor de beslissende aanval waarbij Stuka gevechtsvliegtuigen zouden worden gebruikt.
Op de ochtend van dinsdag 14 mei 1940 stuurde de Duitse legercommandant drie onderhandelaars over de Maasbruggen naar het noorden van de stad. Ze werden door Nederlandse militairen ontwapend en geblinddoekt naar kolonel Scharroo gebracht, de commandant van de stad, die in een woonhuis aan de Statenweg in de nieuwe wijk Blijdorp was gestationeerd. De hoogste in rang bij de drie Duitsers was Hauptmann, hij overhandigde de kolonel een ultimatum, waarin met de scherpste maatregelen van vernietiging werd gedreigd als de stad zich niet overgaf. Het ultimatum was ondertekend met “De commandant van de Duitse troepen”.
Scharroo nam telefonisch contact op met generaal Winkelman, de opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten in Den Haag en las hem het ultimatum voor. Een spoedige beslissing was geboden, want de Duitsers eisten om 12.30 uur antwoord. Burgemeester Oud, aan wie het ultimatum eveneens was geadresseerd, had zich op de commandopost gevoegd en was zeer verontrust over de gevolgen die dit dreigement voor zijn stad zou hebben. Hij zei: “Kolonel, u weet toch wat er met Warschau is gebeurd?”
Maar burgers hadden bij het militaire gezag weinig in te brengen. Ook generaal Winkelman stond op zijn strepen. Hij had uiteraard zijn zorgen over de verdediging van de gehele Vesting Holland en ongetwijfeld had hij het ook druk met de gezagsoverdracht van de regering die zich opmaakte om de koninklijke familie naar Engeland te volgen. De generaal was te verstaan gegeven dat “de strijd tot het uiterste moest worden gevoerd, met vermijding van onnodige offers.”
Pas een uur later belde Winkelman naar de Statenweg terug en kreeg Scharroo de opdracht een boodschapper naar de Duitsers te sturen om te zeggen dat een ultimatum alleen in behandeling kon worden genomen als het van militaire rang, naam en handtekening was voorzien.
Om 12.10 uur reed kapitein Backer met dit bericht in vliegende vaart naar de Willemsbrug, hij stak een witte vlag omhoog en ging te voet verder. Tien minuten later was hij in de Van der Takstraat op het Noordereiland, hij liep verder de Koninginnebrug over naar het Stieltjesplein. Op verschillende plaatsen zag hij grote hakenkruisvlaggen uitgespreid liggen. Hij begreep dat dit het gebied was dat bij een luchtaanval gespaard moest blijven. Het was 12.30 uur.
Kapitein Backer werd teruggestuurd met een nieuw ultimatum dat tot 16.30 uur was verlengd en waarin de voorwaarden tot overgave van de stad waren beschreven. Toen hij halverwege de Willemsbrug was werd hij opgeschrikt door het dreunen van een formatie van 54 Heinkels III bommenwerpers die door de rook van de brandende schepen en loodsen van de Holland-Amerika Lijn en enkele vuurhaarden aan de noordkant van de Nieuwe Maas op de stad aanvloog.
Omdat radiocontact met de Heinkels niet meer mogelijk was, werden op het Noordereiland rode lichtkogels afgeschoten, het afgesproken sein dat het bombardement was afgelast. Of werden ze afgeschoten om aan te geven waar de eigen grondtroepen zaten? In ieder geval werden ze opgemerkt door de tweede formatie van 36 bommenwerpers die op grotere hoogte vloog. Terwijl de eerste brandbommen vielen, zwaaide deze tweede groep af en hield de luiken dicht. Het was 13.22 uur. Kapitein Backer zou het tweede ultimatum aan zijn kolonel overhandigen in een stad die hij die ochtend had verlaten en die er ’s middags niet meer was.
Achterpagina NRCHandelsblad 13-5-2005 © Rien Vroegindeweij
Abonneren op:
Posts (Atom)