Uit de kast met ‘afgeschreven’ boeken van de Gemeentebibliotheek in mijn woonplaats kocht ik voor één euro Ruisend gruis, de laatste roman van W. F. Hermans (1921-1995). Het boekje van amper honderd bladzijden dat in het sterfjaar van de schrijver door De Bezige Bij werd uitgegeven, behoorde oorspronkelijk tot de collectie van het filiaal in IJsselmonde. Maar daar had het kennelijk weinig lezers gevonden, want op het schutblad stond in bleek stempelinkt dat het was ‘afgeschreven door de Gemeentebibliotheek Rotterdam’.
In tegenstelling tot wat ik altijd heb gedacht, hebben de bibliotheken in Nederland, behalve de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, geen bewaarfunctie. Boeken waarvan de bibliothecarissen het vermoeden hebben dat ze niet zullen worden uitgeleend, worden ook niet of nauwelijks meer door de Stichting Bibliotheekdienst ingekocht. Zo kan het voorkomen dat van het educatieve kinderboek ‘Jantje leert op het potje zitten’ vijfhonderd exemplaren werden besteld, terwijl de uitgever van de prachtig verzorgde ‘De correspondentie van Desiderius Erasmus’ een bestelling van elf exemplaren voor alle bibliotheken in Nederland kreeg geplaatst.
Uit de bestaande collecties worden de boeken die geen leners vinden na verloop van tijd opgeruimd en te koop aangeboden om fysiek en financieel plaats te maken voor nieuwe boeken en in toenemende mate voor audiovisuele producten. Of voor lampenkappen.
Want mijn bibliotheek mag dan klagen over gebrek aan ruimte en geld voor opslag en uitbreiding van de collectie, vijf jaar geleden was er ruimte en geld genoeg om alle zes verdiepingen vol te hangen met enorme witte lampenkappen. Niet zomaar ergens eentje voor in een hoekje met een boekje, maar echt tientallen naast elkaar. Een hemel van lampenkappen, model schemerlamp, conisch gevormd, breedste doorsnee één meter. Je ziet ze wel in de villa’s van Kralingen en Hillegersberg waar ze bij het intreden van de schemering een tot inbraak uitnodigend licht laten vallen op de Friese staartklok en andere kostbaarheden.
Ik heb het vermoeden dat ze niet zijn opgehangen voor een optimale verlichting, maar voor de vormgeving. Zoals bij elke ‘noodlijdende’ overheidsdienst werd ook hier de eerste nood gelenigd met een interne verbouwing, op z’n minst een nieuwe balie, nieuw briefpapier, kortom, een nieuwe huisstijl. Ondertussen moeten er heel wat boeken worden afgeschreven om de lampenkappen af te schrijven.
Overigens is afschrijven de trend in boekenland. Het schijnt dat Jan de Slegte al op de Frankfurter Buchmesse onderhandelingen voert met Nederlandse uitgevers over welke boeken rijp zijn voor de ramsj, terwijl ze nog moeten verschijnen. In het grote boekenpaleis van Donner aan de Lijnbaan in Rotterdam wordt regelmatig omgeroepen dat er op ramsjafdeling licht beschadigde boeken voor de helft van de prijs worden aangeboden. De beschadiging bestaat uit niet meer dan een viltstiftstreepje dat de boekhandelaar zelf op de snijkant van het boek heeft gezet. Kwestie van afschrijven.
Het zijn geen boeken die jaren lang in de kast staan te verstoffen, geen winkeldochters, maar nieuwe boeken die soms niet ouder dan een half jaar zijn. De oplettende koper doet er zijn voordeel mee, want hetzelfde boek ligt nog onbeschadigd en voor de volle prijs op een andere afdeling. Het zal bibliofielen een gruwel zijn, maar van die viltstiftstreep op de snijkant zie je helemaal niets als het thuis in de kast staat.
De schrijver schrijft, de boekhouder schrijft af. Met de bedrieglijk lage europrijs, is het kopen van een boek een bezigheid geworden waarvoor enige vakkennis vereist is. Nu de najaarsaanbiedingen binnenkomen, is het afwachten welke titels binnen afzienbare tijd een beschadiging zullen oplopen.
Achterpagina NRC Handelsblad (15-9-2005) © Rien Vroegindeweij
Geen opmerkingen:
Een reactie posten