Gaande door de buurt die hem vreemd
geworden was, kwam hij in de straat
en zag het huis en voelde zich ontheemd
en wist dit is de plaats van misdaad.
Ik ben teruggekeerd. Wat heb ik misdaan?
Hij keek de gevel langs tot aan het raam
waaruit een licht scheen; hij belde aan
en wachtte en las een vreemde naam
die stond waar de zijne had gestaan.
Hij dacht wat heeft mij hier gebracht.
Ik ben een ander. Mijn spoor is uitgewist.
Wat ik heb misdaan heb ik niet gedaan.
Ik heb mijn tijd in wroeging doorgebracht.
Het was vergeefs. Zij heeft mij nooit gemist.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten