Reeds tien dagen na zijn dood, op 1 maart 1911 in Berlijn, kwamen de hoogleraren en docenten van de Universiteit van Amsterdam bijeen om te bespreken hoe hun beroemde collega, professor en Nobelprijswinnaar Jacobus Henricus van ’t Hoff gehuldigd behoorde te worden. Men sprak de wens uit een gedenkteken op te richten dat in Amsterdam moest verrijzen, de stad waar hij bijna twintig jaar werkte en waar hij zijn belangrijkste ontdekkingen had gedaan.
Aan de uitnodiging in het Comité zitting te nemen, die werd verstuurd aan tal van vooraanstaande natuur- en scheikundigen in binnen- en buitenland, werd ruim gevolg gegeven. In hun eerste vergadering gaven velen de voorkeur aan de oprichting van een stichting of fonds, waardoor scheikundig onderzoek bevorderd zou worden. De inzameling der gelden liep echter zo voorspoedig dat beide gerealiseerd konden worden. Het Van ’t Hoff-fonds, dat in 1913 in Amsterdam werd opgericht, verleent nog heden ten dage subsidies aan jonge buitenlandse studenten die in Nederland aan een workshop op het gebied van de chemie willen deelnemen en organiseert eenmaal in de vijf jaar de Van ’t Hoff-lezing door een internationale expert op het gebied van de scheikunde.
Met het gedenkteken liep het anders dan men aanvankelijk had gewenst. Buiten de kring van geleerden toonde de gemeente Amsterdam geen belangstelling voor plaatsing van een beeld. In Rotterdam, de stad waar Van ’t Hoff in 1852 werd geboren, was men bereid de plannen te steunen. Een plek was gauw gevonden: het plein voor de Hogere Burger School aan de ’s Gravendijkwal, de derde behuizing van de eerste Rotterdamse HBS met vijfjarige cursus, die in 1865 op dringend advies van minister Thorbecke was gesticht. De vijftienjarige Henry van ’t Hoff was een van de eerste leerlingen.
Vijf beeldhouwers werden uitgenodigd een ontwerp in te dienen, waarvan naar het oordeel van de jury het ontwerp van Ch. van Wijk alle andere overtrof. Op 17 april 1915 vond de onthulling plaats, waarbij de buitenlandse gasten wegens de oorlog niet aanwezig konden zijn. Voor de aanwezigen verscheen een monumentaal beeld van de bronzen geleerde die hoog op een piëdestal in een stoel gezeten over de toen nog statige ’s Gravendijkwal uitkeek, aan zijn voeten de twee kalkstenen paranimfen Verbeeldingskracht en Rede.
Van ’t Hoff zou er wellicht bij hebben gebloosd, want uit de gedenkschriften komt hij tevoorschijn als een bescheiden en zelfs verlegen persoon. Geen valse bescheidenheid uiteraard, want daar was geen enkele reden voor. De carrière van deze grote geleerde ging vrijwel van jongs af voorwaarts, eerst in het dokterhuis aan de Noordblaak waar vader Van ’t Hoff, alvorens het eten werd opgediend, voor zijn zeven kinderen Shakespeare reciteerde. Zoon Henry hield er een grote liefde voor de poëzie aan over, in het bijzonder voor het werk en de persoon van Lord Byron. Op de muziekschool sleepte hij prijzen in de wacht voor zang en klavier. Hij droomde van een grootse carrière als dramaturg.
Maar het was de tijd van de opkomst van de techniek en de natuurkunde, waarbij Nederland ten achter liep. Rotterdam werd steeds moeilijker bereikbaar voor de groter wordende schepen. In 1863 was Caland begonnen met het graven van de Nieuwe Waterweg. In verschillende steden opende een Hogere Burger School zijn deuren voor een nieuw soort onderwijs dat meer dan het gymnasium op praktische kennis was gericht. Thuis hield de jonge Van ’t Hoff séances voor familie en vrienden waarbij hij natuurkundige proeven toonde, tegen betaling, want er moesten nieuwe materialen worden aangeschaft, pipetten, buretten, kolven, reageerbuisjes, enz.
Op zijn zeventiende ging hij studeren aan de polytechnische school in Delft, daarna in Leiden, in Bonn, in Parijs en in Utrecht, waar hij promoveerde en werkte vervolgens lange tijd in Amsterdam en Berlijn. Zijn pamflet van 13 pagina over structuurformules in de ruimte, dat in het Frans onder de handzame titel La Chimie dans l’Espace verscheen, zou een enorme impact hebben op het chemisch denken. Als zijn belangrijkste ontdekking wordt de introductie van de stereochemie gezien.
Van ’t Hoff kreeg tal van prijzen en eretitels toegekend. De belangrijkste was de toekenning van de eerste Nobelprijs voor de Scheikunde in 1901. Zijn roem is binnen de wetenschappelijke wereld gebleven, voor het grote publiek is hij onbekend. Daar heeft het kolossale monument aan de ’s Gravendijkwal geen verandering in gebracht. Enkele jaren geleden moesten de paranimfen worden vervangen, zozeer was het kalksteen door de luchtvervuiling van het stadsverkeer aangetast. In het voormalige HBS-gebouw zijn kunstenaarsateliers gevestigd. Als de duisternis valt, biedt het Van ’t Hoff-monument enige beschutting aan lieden die van het zichzelf toedienen van chemische middelen een levenszaak hebben gemaakt.
NRC Handelsblad Achterpagina 24 september 2007
Geen opmerkingen:
Een reactie posten