Hij droeg de keten van zijn ambt met trots
en knipte met verve feilloos vele linten door.
In woeste stormen stond hij als een rots.
Hij vond bij havenbaron en burgerman gehoor.
Zijn stem werd gehoord in steeg en laan
en overal klonk zijn lied, zijn mantra, zijn refrein.
Het was zijn levensstijl, zijn wijze van bestaan
door dik en dun een Rotterdammer te zijn.
Het is niet aan te leren. Het zit in ’t bloed.
En voor velen is het geen keuze, doch een lot,
te leven in de vergrotende trap van rot.
Maar voor hem was dat het hoogste goed.
Het was zijn diepste wens, zijn grootste streven
als primus inter pares onder ons te leven.
Uit: Opstelten, Burgemeester van Rotterdam, 1999-2009, van Trea van Vliet, Uitgeverij Trichis, Rotterdam
Geen opmerkingen:
Een reactie posten