1 oktober 2005
In alles is een oogopslag
Van Oldenbarneveltstraat 121
Op een mooie zomerdag heb ik op verzoek van de Gemeentebibliotheek een literaire wandeling door het centrum van Rotterdam geleid. Een tocht door een imaginair museum, want juist het centrum is het gebied waar niets meer over is van de plaatsen waar schrijvers en dichters, of de personages die zij hebben geschapen, hebben geleefd, gewoond en gewerkt. Dat heeft niet alleen te maken met het grote bombardement van 14 mei 1940, al lang voor die tijd was er al veel van de oude, historische stad verdwenen.
Anders dan bijvoorbeeld Frits Abrahams die onlangs op deze pagina de Amsterdamse gangen van de Haagse schrijver F. Bordewijk beschreef, zou een tocht langs de plaatsen en adressen die in Bordewijks beroemde Rotterdamse roman Karakter een belangrijke rol spelen niet zijn te verwezenlijken. Ook de Handelsschool aan het Van Alkemadeplein waar Bordewijk les in handelsrecht gaf en waar hij zijn roman Bint zou lokaliseren, bestaan beide, school en plein, niet meer.
En hoe roep je in de zondagse drukte van Koopgoot en Coolsingel het beeld op van dr. J. H. Leopold (1865-1925), dichter en leraar klassieke talen aan het Erasmiaans Gymnasium, dat ongeveer op de plek was gevestigd waar nu de groene reuzenflacon van het World Trade Center staat? Het zou mooi zijn geweest als we een glas bier hadden kunnen drinken in het café waar hij vrijwel dagelijks ‘s avonds op slag van elven zijn goede vriend en collega Kronenberg ontmoette. Of tot besluit van de wandeling iets te nuttigen in restaurant Martinot aan de Nieuwe Binnenweg, waar ze jaren lang gezamenlijk de maaltijd gebruikten en dat ten slotte het toneel werd van een tragikomische voorstelling toen ze elk aan een andere tafel met de rug naar elkaar toe zaten.
Over Leopold is veel geschreven, zowel over de dichter als over de classicus. Persoonlijke herinneringen van collega’s en leerlingen getuigen van zijn grote gaven en betrokkenheid als leraar, zijn eruditie, zijn sportiviteit en zijn gevoel voor humor. Maar alle verhalen eindigen in de mineur over de laatste jaren van zijn leven. Tijdgenoten hebben hem in die tijd beschreven als een in zichzelf gekeerde man, die wandelend op het Van Hoogendorpplein (thans Churchillplein) zich achter een krant verschool als er een bekende aankwam.
Nadat hij was gepasseerd voor verschillende functies, waarvoor hij op grond van zijn verdiensten en anciënniteit in aanmerking kwam, ontstond er verwijdering van het lerarencorps en naar mate hij last kreeg van een toenemende doofheid werd hem ook de omgang met leerlingen tot een kwellende last. Vriendschappen werden zonder opgaaf van reden beëindigd.
In september 1924 diende hij om gezondheidsredenen een verzoek tot ontslag in van het Erasmiaans Gymnasium, waar hij sinds 1891 werkzaam was geweest.
Het ontslag werd hem in de Raadszitting van 7 augustus eervol verleend waarbij men beleefdheidshalve niet vergat zijn grote verdiensten voor het gymnasium te prijzen. Nog geen jaar later, op 21 juni 1925, overleed hij kort na zijn zestigste verjaardag aan pleuritis in huurkamer in de Van Oldenbarneveltstraat.
Er zijn meer plaatsen in Rotterdam die aan Leopold herinneren. Na zijn dood schonken de erven een groot deel van zijn boekenbezit aan de Gemeentebibliotheek. De circa duizend boeken werden aanvankelijk verspreid over de algemene uitleencollectie. Maar in de jaren tachtig zijn ze door de conservatrice van de Bijzondere Collecties (w.o. Erasmus en de librije van de Laurenskerk) als de Leopoldcollectie bijeengebracht en worden ze in zuurvrije dozen en een geklimatiseerde afdeling bewaard.
Heel lang heeft in het rosarium achter museum Boijmans van Beuningen een muurtje gestaan waarop zijn portret in bronzen bas-reliëf, gemaakt door Charlotte van Pallandt, en een kwatrijn waarvan de interpunctie niet helemaal overeenstemt met de teksteditie. Het staat nu bij de ingang van het huidige Erasmiaans Gymnasium, waar tevens de regel zie, zie, wat mag er achter zijn? in neon is aangebracht. Ook aan de gevel van een restaurant in de Witte de Withstraat staat in neon een regel: in alles is een oogopslag.
En als door een wonder is op de brandgrens van het verwoestende bombardement het deel van de straat gespaard gebleven, waar hij vrijwel zijn hele werkzame leven op een gemeubileerde kamer heeft gewoond. Honderdveertig jaar geleden geboren, tachtig jaar geleden overleden. Een bescheiden herdenking zou op zijn plaats zijn geweest. Bijvoorbeeld door op nummer 121 in de Van Oldenbarneveltstraat een plaquette te bevestigen met de inscriptie dat hier een van de grootste dichters van Nederland heeft gewoond.
Achterpagina NRC Handelsblad (enigszins gewijzigd 30-9-2005) © Rien Vroegindeweij
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten