15 februari 2010

Strenge winters

In het boek ‘De winters van toen’ van de weermannen Harry Otten, Reinout van de Boom en Tom van der Spek, een uitgave uit 2007 van uitgeverij Kosmos, wordt in woord en beeld de herinnering levend gehouden aan de ‘echte winters van de vorige eeuw’, zoals de ondertitel luidt. In deze eeuw, die ook al weer tien jaar oud is, hebben we nog geen strenge winter gehad. Maar dat zegt niets over wat ons nog te wachten staat, want in de vorige eeuw was de eerste echt strenge winter pas in 1917/18.
Behalve Nederland was zo’n beetje de hele wereld in een verschrikkelijke oorlog verwikkeld, maar bij ons was de schaatsvreugde groot, zoals de Nieuwe Rotterdamsche Courant op 10 februari 1918 schreef: “De jongelui kennen het schaatsenrijden, buitenover, gelijk voorheen, ze maken kennis op het ijs, en feestelijk gaat men er ’s avonds gecostumeerd op uit, om na het korte daglicht de ijspret bij electrisch voort te zetten.” De Elfstedentocht werd op 27 januari gereden en in 9 uur en 53 minuten gewonnen door Coen de Koning. Helaas was de pret niet voor iedereen, want er was vanwege de oorlog en stakingen in de Duitse mijnen een groot tekort aan steenkool.
Ruim tien jaar later was het weer raak. De winter van 1929 wordt door de weermannen als de eerste echt strenge winter in veertig jaar aangemerkt. Hij begon in januari en al spoedig veranderde het hele land in een poollandschap. Het verkeer en daardoor het economisch leven kwamen bijkans stil te liggen. Maar op 12 februari gleed Karst Woudstra bij een temperatuur van – 18 ºC en in een tijd van 11 uur 9 minuten in zijn eigen woonplaats Leeuwarden als overwinnaar over de eindstreep.
De eerste drie Oorlogswinters waren streng tot zeer streng, een tijd van Moffen en moffen. In 1947 was er weer een echt strenge winter. Met de winter van 1956 kom ik dichter bij huis, want daarvan herinner ik me dat ik mijn vader hielp bij een uitgraven van een pad van onze voordeur naar de straat die met sneeuwruimers als enigszins begaanbaar was gemaakt. Ik wil nu graag geloven dat de sneeuw wel een meter hoog lag. Tot ver in februari werd op veel plaatsen een temperatuur van -20 ºC gemeten. In Leeuwarden werden de vijf man die tegelijk over de eindstreep kwamen gediskwalificeerd en werd Jeen Nauta als overwinnaar uitgeroepen.
De strenge winter die me het meest is bijgebleven is die van 1962/63, de aller-koudste sinds 1830. Het jaar van Reinier Paping. Ik woonde een half jaar in Rotterdam, had een huisje onder de huurwaarde, wat in die tijd een eufemisme was voor een krot en waar verder alles van waarde wel ergens diep onder zat. Moeilijk warm te stoken. Uiteindelijk moest ik met een hele grote keelontsteking naar mijn ouders in Middelharnis dat overigens maar moeilijk was te bereiken, want het Haringvliet was dicht gevroren. Maar ik schreef mijn eerste gedicht, over kou en meeuwen die eenzaam aan het grijze zwerk krijsten en ijsbrekers die probeerden door de metersdikke ijsschotsen te komen. In Rotterdam moest vanwege de lage waterstand van de Rijn schoon drinkwater worden aangevoerd.
Er brak een periode van zachte winters aan, hoewel er in 1970/71 veel sneeuw viel en in 1978/79 lag Nederland in het grensgebeid van zeer koude, Arctische lucht in het noorden en erg zachte, subtropische lucht in het zuiden. Ik herinner me van die winter alleen de dag dat het zo geijzeld had dat je je sokken over je schoenen moest aantrekken om op de been te blijven. In 1985 en 1986 werd laat in februari de Elfstedentocht gereden, beide gewonnen door Evert van Benthem.
De laatste ‘echte’ winters van de 20e eeuw waren die van 1996 en 1997. De laatste was streng genoeg om de Tocht der Tochten te organiseren. Ik weet nog dat ik op 4 januari naar de televisie zat te kijken en dat op het moment dat de spruitjeskweker Henk Angenent op de Bonkevaart in Leeuwarden als eerste over de finish reed, bij onze bovenburen de waterleiding sprong en het water bij ons langs de muren naar beneden stroomde.
Wat een ellende was dat. De een zijn ijspret is de ander zijn dweilpauze. Ik herinner me een documentaire over Eskimo’s, waarin een wat oudere man werd gevraagd wat hij van zijn leven op de ijsvlakte vond. Je zou verwachten dat hij het wel naar zijn zin had gehad, hoe kouder hoe beter. Lekker in een berenvel op jacht en ’s avonds knus in een iglo onder de warme lappen. Maar enigszins teleurgesteld zei de man: “Ik heb het altijd zo koud gehad.”

Rotterdam Punt Uit, februari/maart nummer 2010