20 maart 2006

Afscheid van de Kneep














Manuel Kneepkens, links, in gezelschap van de schoondochter en kleinzoon van F. Bordewijk, bij de onthulling van de Bint-plaquette in de Saftlevenstraat

Op de dag van de verkiezingen zette hij zijn Afscheidsgedicht op de e-mail. 'Afscheid neem ik van het Stadhuis / Ik zal de bodes missen en de goede koffie / de marmeren trappen, spiegelglad geboend.'
Hij zou ook het marmeren beeld missen van de gespierde naakte man dat midden in de hal van het Stadhuis stond. Sterker door strijd heette het, wat ook de wapenspreuk van de stad was. Ruim tien jaar lang was hij vrijwel dagelijks langs de krachtpatser op zijn sokkel gelopen. Bezoekers had hij op het devies van de havenstad gewezen, dat boven het beeld in een cirkel en in gouden letters op het plafond stond geschreven: navigare necesse est, varen is nodig. Eigenlijk was het de helft van een spreuk, toegeschreven aan de Romeinse houwdegen Gnaeus Pompejus Magnus, die er vivere non est necesse, leven is niet nodig aan toegevoegd had.
Stoere taal. Daar hielden ze hier van. Zelfs de ‘bronzen gongstem van de burgemeester / klinkend als voor een bokswedstrijd’ paste in het taalgebruik van de stad. Ach, de burgemeester, eerste burger van Rommeldam. Ze kenden elkaar al sinds ze rechten studeerden in Leiden. De burgemeester die altijd al burgemeester wilde worden, was toen kroegcommissaris van de sociĆ«teit. Een functie die verbaal gezag vereiste. Je moest de zaken die krom waren recht kunnen praten. Want de volgende dag moest er weer feest worden gevierd.
In de raadszaal hadden ze vaak de verbale degens gekruist. Maar de burgemeester was meestal sterker uit de strijd gekomen. Want hij stond niet alleen boven de partijen, hij was ook lid van een grotere partij. En wat kon je doen als eenmansfractie van de kleine Stadspartij? Lullen als Brugman, maar dat hielp niets, want de deftige Latijnse spreuk van Pompejus werd door het stadsvolk vrij vertaald als ‘Niet lullen maar poetsen.’
Hij had genoeg gepoetst. Als hij dacht aan ‘het holle ploffen / op de deurmat / van de vergaderstukken voor de volgende week’ werd het hem zwaar te moede. Hij had zijn best gedaan, hij had tientallen moties ingediend, die de aardige bodes bij de burgemeester hadden gebracht. Op een zilveren schaaltje, want dat was hier als enige gemeente in Nederland de gewoonte. Hij had gestreden voor meer groen in de stad, autoloze dagen en een luchthaven voor Zeppelins, tegen discriminatie en racisme, hij had er, met zijn partijtje, voor gezorgd dat de stad niet werd opgedeeld in een tiental provinciesteden. Dat had destijds nog een extra zetel opgeleverd. Maar die waren ze weer kwijt geraakt toen ‘de fascist in Armani pak’ op het politieke toneel verscheen.
Met zijn juridische kennis van de gemeentelijke wetgeving had hij de stad een enkele keer voor gerechtelijke dwaling behoed. En steeds weer had hij geprobeerd de harde noten te kraken, met fantasie en humor, maar die werden niet altijd begrepen. Zijn besluit om er mee op te houden had hij ruim voor de verkiezingen genomen. Hij was moegestreden. Hij zou ‘niet langer / na lange nachtvergaderingen’, terwijl de burgemeester door zijn chauffeur naar huis werd gebracht, in dezelfde buurt waar hij woonde ‘door een verlaten Hoogstraat fietsen’.
Ondanks de ongelijke strijd van jaren mocht het gedicht dat hij ten afscheid zou schrijven niet in mineur eindigen. Hij schreef: ‘Het is mooi geweest.’
Manuel Kneepkens, ‘de Kneep’, jurist, dichter, tekenaar en vlaaienkenner, nam afscheid als fractieleider van de Stadspartij Rotterdam. Zijn opvolgster slaagde er niet in voldoende kiezers achter zich te krijgen om de enige zetel in de gemeenteraad te behouden.

Geen opmerkingen: