5 november 2006

Opening expositie Collages Willem Wodka




foto: Robert J. Visser




Vanmiddag heb ik voor een kleine groep belangstellenden een literaire wandeling door het centrum van Rotterdam geleid. Dat was voor een groot deel een tocht door een denkbeeldige stad. Rotterdam was en is toch al niet dicht bevolkt met schrijvers en dichters, maar juist het centrum is het gebied waar niets meer over is van de plaatsen waar zij hebben gewoond en gewerkt of waar zij hun personages hebben gesitueerd.
Dat heeft niet alleen met het bombardement van 14 mei 1940 te maken, ook na de oorlog zijn door het permanente bombardement van de stadsvernieuwing veel plaatsen verdwenen. Er is weinig of niets aan te wijzen, maar er is veel te vertellen.
Dat geldt ook voor de jazz in Rotterdam: er zijn veel herinneringen, maar er zijn geen plaatsen, geen podia waar de herinneringen aanwijsbaar liggen opgeslagen. Een naam, een club, een gebouw dat zijn eigen geschiedenis vertelt. Waar je je kinderen mee naar toe kan nemen om te vertellen dat pappa of mama daar het onvergetelijke optreden van die en die beroemdheid heeft meegemaakt. Overigens is dat niet typisch Rotterdams, de destijds beroemde jazzclubs in de 52nd Street in New York bestaan ook al lang niet meer. Ook de jazz zelf kent zijn hoogte- en dieptepunten.
Er zijn wel veel verhalen, die vaak tot mythische proporties zijn vergroot, over legendarische personen, podia en optredens voor en na de oorlog. Maar het is hier niet de plaats en de tijd om de hele geschiedenis te vertellen. Bovendien zijn er mensen die daar veel meer van af weten dan ik. Als u het nog niet wist, er wordt momenteel hard gewerkt aan een boek over de jazz in Rotterdam. Als u er meer over wilt weten of uw verhalen kwijt wilt, zie: www.skalalokala.nl.
Er is één figuur die een bijzondere plaats in de naoorlogse geschiedenis van de jazz in Rotterdam inneemt. En dan heb ik het natuurlijk over de heer August Pieter Willem van Empel, die wij allemaal beter kennen als Willem Wodka. Als ik aan Willem denk, denk ik aan de jaren zeventig, Pardoel, de sociëteit van de AMVJ, Jazzhouse, aan muziek en eten, Balkansoep in de Jazzbunker, en wat al niet meer. We hebben het over Mister Jazz Rotterdam himself, of nog beter, Mister Free Jazz.
Willem is een man van weinig woorden, maar daar heeft hij altijd genoeg aan gehad om te zeggen wat hij wilde zeggen, en meer dan genoeg om een sfeer te scheppen. Er is het woord Tzigaan, althans zo heb ik het altijd verstaan, meestal 2x achter elkaar uitgesproken Tzigaan Tzigaan, wat volgens mij ‘zigeuner’ betekent. Daar wordt verschillend over gedacht. Het zou iets te maken hebben met het woord Tsjakka, maar ik moet er toch niet aandenken om Willem zo in verband te brengen met die vervelende Ratelband. Voor mij is het gewoon Tzigaan op zijn Willems, wat het ook moge betekenen. En er is het woord OTTO, otto schijnt Nijmeegs Duits te zijn, want Willem komt oorspronkelijk uit Nijmegen en was al jong veel in Duitsland. Eerlijk gezegd heb ik vroeger wel eens gedacht dat Willem een Duitser was, er was iets in zijn tongval dat daar op wees, trouwens ook zijn keurige verschijning wees op een zekere Duitse netheid. Misschien van huis uit meegekregen.
Otto schijnt zoiets te betekenen als ‘hé jongen’. Willem gaf er meerdere betekenissen aan, het kon een groet zijn, maar ook een blijk van afkeuring, het lag aan de toon, als iemand vervelend was of zat te zeiken kon Willem met een hartgrondig Otttóóó van zijn afkeuring en minachting blijk geven.
Beste Willem, we hoeven er niet schijnheilig over te doen dat jij nu niet meer in staat bent de activiteiten te ontplooien waar je je zo lang voor hebt ingezet. Dat je ook nog collages maakte, zoals we hier kunnen zien, wist ik niet. Ik herinner mij jou het beste, het levendigst, uit die krankzinnige jaren zeventig. Daarom heb ik de neiging in de verleden tijd te praten. Er was een periode dat ik jou vrijwel dagelijks zag. ’s Middags in Pardoel, ‘s avonds en ’s nachts ergens anders in de stad. Waar jij was, was muziek, altijd jazz, maar meestal free jazz, free jazz for free people. Als de zeikerds het zwijgen was opgelegd, als de band speelde, de drank vloeide en de joints rondgingen, dan was jij gelukkig. En wat jou sympathiek en uniek maakte was dat je dat geluk wilde delen met iedereen die er open voor stond, die er aan wilde deelnemen, want behalve dat je vaak Tzigane of Otto riep, staat me dat ene zinnetje bij, een eenvoudig zinnetje van twee woorden, waaruit jouw hele wezen sprak. En dat zinnetje luidde: Everybody happy?! En dan riepen wij allemaal: Yeah!!!
En met dat Yeah!! verklaar ik de tentoonstelling voor geopend.

Geen opmerkingen: