4 december 2005

Het fenomeen en de stad

Kort na de moord op Pim Fortuyn gaf burgemeester Opstelten aan de gemeentearchivaris opdracht een reportage te maken over het ‘fenomeen’ Pim Fortuyn in de periode van zijn lijsttrekkerschap voor Leefbaar Rotterdam in 2002. Het resultaat is dit najaar bij uitgeverij Ad. Donker verschenen: Pim Fortuyn en Rotterdam, geschreven door historicus Albert Oosthoek.
Het boek heeft thrillerachtige elementen, vooral in de eerste hoofdstukken waarin zijn opkomst van dag tot dag, soms van uur tot uur, wordt beschreven en de lezer in de keuken van de lokale politiek wordt rondgeleid. De opwinding die de man bij voor- en tegenstanders teweegbracht is nog voelbaar in de vele interviews die hij aan de lokale media gaf en waaruit Oosthoek ruim citeert.
Elk optreden van Fortuyn bracht spanning en sensatie, hij bedacht zelf de clifhangers door midden in een gesprek uit een studio of van een discussietafel weg te lopen. Dat is allemaal bekend. Wat deze geschiedschrijving interessant maakt zijn de vraaggesprekken die Oosthoek met de belangrijkste betrokkenen voerde. Als het eenmaal tot een formatie van een nieuw college komt, blijkt de zogenaamde nieuwe politiek meer wandelgangen, achterkamertjes en geheime locaties nodig te hebben dan de oude politiek die hij dacht te bestrijden.
Op de bijgesloten dvd zien we zijn optredens voor het lokale televisiestation. Met zijn mediagenieke verschijning, de kale kop en de open blik die bij nadere beschouwing toch meer naar binnen is gericht, de brede stropdas en het pak met pochet neemt hij al het voorradige studiolicht in beslag, zodat zijn gesprekspartners er als bleke decorstukken bij zitten. Als de fractieleider van de Stadspartij Manuel Kneepkens hem een ‘fascist in Armani-pak’ noemt, reageert Fortuyn woedend dat hij kostuums van Oger draagt.
Het zou geestig zijn geweest als het niet zo ernstig was bedoeld. Fortuyn was niet van humor gespeend, maar hij zoog het bij wijze van spreken uit zijn eigen tepels. Zo heb ik hem ook leren kennen, lang voordat hij een politiek en publiek figuur werd. Ooit interviewde ik hem voor Rotterdam Magazine PuntUit, voor de rubriek ‘de favoriete plek van … ’. Hij woonde toen nog in een burgermanswoning aan de Randweg in Rotterdam-Zuid, waar hij ruim zicht had op de bijstandtrekkers die de hele dag bier zaten te drinken en naar de televisie zaten te kijken.
Een paar keer hebben we samen in het programma van een lezingenavond gestaan en kort daarna zag ik hem vaak op de fiets of in een klein sportwagentje in mijn straat verschijnen. Zijn grote liefde was namelijk mijn buurman. Maar nooit gaf hij enige blijk van herkenning, een groet of een praatje, wat in Rotterdam al gauw de gewoonte is.
Pim Fortuyn keek als Narcissus in de spiegel en zag alleen zichzelf. Dat hij een flinke steen in de politieke vijver heeft gegooid, is een open deur. De kikkers schrokken ervan en doken weg, maar kwaken al lang weer lustig over het gladde oppervlak van de Haagse Hofvijver.
Zijn geest waart nog door de stad, zij het op steeds grotere afstand in ruimte en tijd. Bij zijn borstbeeld in de Korte Hoogstraat worden nog waxinelichtjes aangestoken en bloemen gezet en zijn bronzen torso waakt in Oger-kostuum over Palazzo di Pietro dat zonder zijn flamboyante bewoner weer gewoon een bakstenen villa is.
Af en toe duikt zijn naam nog op in een gesprek of een discussie, bij zijn aanhangers uiteraard meer dan bij zijn tegenstanders. Maar politiek leeft van de waan van de dag waar de doden geen deel aan hebben.

PuntUit, december 2005 © Rien Vroegindeweij

Geen opmerkingen: