1 december 2005

Ik ben ver weg / Hier ben ik


Foto: Hansje de Reuver

In het gedicht I remember Anna beschrijft C.B. Vaandrager (1935-1992) een bezoek aan Anna Blaman in haar destijds beroemde en veelbeschreven kamer in haar ouderlijk huis in de De Vliegerstraat in Rotterdam-West, waar zij tot haar dood in 1960 woonde: “Het stierf er van de katten. Ze lag altijd in bed of op een divan onder de dekens. Ze was altijd ontzettend hartelijk. Ik vond haar ontzettend lelijk en ontzettend aardig. Maar laten we eerlijk zijn: schrijven kon ze niet.”
De dichter vervolgt dat “deze welgemeende regels mij te binnen schoten onder het genot van een kopje espresso in de Bijenkorf”en dat hij speciaal voor Anna Blaman is overgestoken naar het postkantoor om een pen te bemachtigen en ze aan het papier (‘een zakje van de Hema’) toe te vertrouwen. Het was niet zijn laatste betoon van negatieve dienstbaarheid.
Het gedicht, dat in 1964 in Gard Sivik werd gepubliceerd, is Blaman nooit onder ogen gekomen. Maar haar zus Corrie Lührs, volgens Alfred Kossmann ‘haar inhalige en onbetrouwbare biografe’, was het in het verkeerde keelgat geschoten. Zij zat in de jury van de Anna Blamanprijs en bezwoer dat zolang zij leefde die prijs niet aan C. B. Vaandrager zou worden uitgereikt.
Zodra zij was overleden kreeg Vaandrager de Anna Blamanprijs, zij het dat deze voor de gelegenheid werd omgezet in een ‘stipendium met een literaire opdracht’. Want het bestuur van de enige literaire prijs die de cultuurstad Rotterdam te vergeven heeft, vreesde dat het bedrag van tienduizend gulden aan drugs zou worden besteed. De opdracht bestond uit het schrijven van de dichtbundel Met een vleeswagen naar Parijs, waarvan het titelgedicht in het juryrapport was opgenomen.
Een veelbelovend begin, want het is een mooi gedicht. Maar de bundel is nooit verschenen. Niettemin had het blijk van erkenning een stimulerende invloed op de man die als geen andere Nederlandse schrijver zo vaak zijn comeback heeft gemaakt. Vanaf zijn debuut in 1960 was elk boek als een wederopstanding verwelkomd. Hij kwam telkens weer terug van weggeweest, terug uit het diepe dal van depressies, zelfmoordpogingen en psychiatrische inrichtingen. ‘Ik ben ver weg / hier ben ik’ schreef hij eens. Maar wie steeds weg is, kan niet de schrijver voor een groot publiek worden die hij zijns ondanks wilde zijn.
Wat wilde hij eigenlijk, deze Vaandrager? Schrijven en publiceren was hem niet genoeg. Hij wilde heersen over het kleine literaire wereldje van Rotterdam. In zijn autobiografische roman De Hef (1975) had hij iedereen die hem te na kwam voor alles en nog wat uitgemaakt. Op zijn nachtelijke tochten door de stad verwijderde hij naamplaatjes en bellen van de deurposten, bedreigde vriend en vijand met fietspomp, schroevendraaier of honkbalknuppel. Jules Deelder kon zich ternauwernood vastgrijpen toen hij hem bovenaan een hoge trap in een jazzcafé een duw gaf.
Op een nacht sloeg hij de etalageruit van de poëziewinkel W. Pieterse aan diggelen. Een toevallige voorbijganger zag hem temidden van de glasscherven zitten. Op de vraag wat meneer daar deed, antwoordde hij: “Ik zoek mijn contactlenzen.” Bij die gelegenheid nam hij ook het geldkistje mee, waarin overigens niets anders zat dan de schuldbekentenissen van de drie vrijwilligers die de winkel bedienden. Die zijn daar toen mooi van af gekomen.
In 1981 verscheen bij De Bezige Bij Vaandrager’s totale poëzie, samengesteld door zijn jeugdvriend Hans Sleutelaar, met wie hij na jaren van verwijdering en die hij eerder hartgrondig dood had gewenst, weer on speaking terms was geraakt. Er verschenen nog twee dichtbundels, grimmige poëzie, sardonische humor, voor wie de vaak cryptische teksten kon volgen. Bij een optreden op Poetry International waren zijn eerste, welgemeende woorden tot het publiek: “Ik heb u niet lief.”
Het toneel waarop hij zijn gedrogeerde donquichotterie over het voetlicht trachtte te brengen is het Rotterdam van de Oude Binnenweg, van het café ‘waar de klok al 30 jaar op tien voor drie is blijven staan’(Deelder) en de flash-houses waar de chemische gemeente van Rotterdam en omstreken zijn destructieve diensten hield. Maar de literaire avant-gardist had op enkele talentloze epigonen na geen achterhoede meer die hem op zijn gevaarlijke missies volgde. De kring van vrienden die zich zijn lot aantrokken werd steeds kleiner.
In de documentaire ‘Exiting’, die programmamaker Bob Visser in 1996 over hem maakte, zegt een van de geïnterviewden: “Hij begon als Cornelis Bastiaan Vaandrager, toen werd het Vaandrager en tenslotte Vaan. Er bleef niets meer van hem over.”
Op 18 maart 1992 stierf hij in een ziekenhuis aan de gevolgen van een longontsteking. Vandaag verschijnt zijn biografie: VAAN - het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager. Ik ben benieuwd of zijn biograaf Menno Schenke hem op het voetstuk heeft geplaatst dat hij zeker verdient. Al is het alleen maar voor het tiental schitterende gedichten waarmee hij debuteerde.

Achterpagina NRC Handelsblad (1-12-2005) © Rien Vroegindeweij

Geen opmerkingen: