Er
is denk ik geen gebouw in het naoorlogse Rotterdam dat unaniem met zoveel
enthousiasme is ontvangen als het nieuwe Centraal Station. De bouw heeft een tijdje geduurd en tijdens de
voorbereidende werkzaamheden vroeg menigeen zich argwanend af wat er uit die enorme
put tevoorschijn zou komen. Maar nu het er staat is het moment van aankomst en
vertrek voor elke reiziger een bijzondere belevenis. Zelfs de fietstunnel is
een genot om door te rijden.
Zal de Markthal eenzelfde ontvangst
ten deel vallen? Aan het gebouw zal het niet liggen, want dat is van een
kathedraalachtige allure. Vooral de kopse kanten met die enorme bogen van glas
maken indruk. En binnen in dit ‘foodwalhalla’(vrij vertaald: voedselhemel, de
paradijselijke variant van de voedselbank) is ‘het grootste kunstwerk ter
wereld’ te bezichtigen Verbleekt de Taj Mahal daarbij tot een boerenschuurtje
en de Chinese Muur tot een lullig schuttinkje?
Hoe dan ook, de Markthal zal ongetwijfeld
veel toeristen trekken. Maar zal dat ook wat opleveren? Veel dagjesmensen, bezoekers
van bezienswaardigheden, brengen hun eigen brood en drinken mee van huis omdat
de prijzen van zelfs de eenvoudigste versnapering overal de pan uitrijzen.
De gedachte bestaat, hoorde ik zo hier
en daar, dat de kooplui van de bestaande markt in de Markthal komen. Maar dat
kan ik me niet voorstellen. Kunnen die dat betalen dan? Misschien is het woord
Markthal hier enigszins misleidend, want deze Markthal gaat zeven dagen in de
week open en heeft vaste ‘winkels’ en vaste ‘winkeliers’.
Een gewone markt is ambulant,
verplaatsbaar. De kooplui staan de ene dag hier, de andere dag daar. En altijd
buiten, in weer en wind, bij hittegolf en vrieskou. Het is ploeteren en
sappelen maar het idee van ongebondenheid en vrijheid ligt voorhanden. ’s Morgens
vroeg wordt hun toko opgebouwd en ’s avonds weer afgebroken. Daar hebben ze
geen omkijken naar.
Ik denk dat ik nu zo’n veertig jaar op
de markt op de Binnenrotte kom. Vakanties uitgezonderd. Elke zaterdag om een
uur of negen, dan is het nog lekker stil. Boodschappen doen en daarna een kop
koffie drinken met een aantal vrienden.
Na zoveel jaren leer je wel waar je je
spullen moet halen. Voor de verse vis ga ik naar de kraam van Taal, een
stelletje Scheveningse koppen, maar vaklui en kwaliteit. Voor de gerookte zalm,
makreel, haring en garnalen is de jongste op een na van de Rotterdamse visboerendynastie
Gundlach mijn favoriet en aardappelen en uien haal ik bij zijn buurman Jo uit
Strijen.
Als de r in de maand is staan de dames
Kik uit Bruinisse weer op de markt:
Twee Zeeuwse dames in een
mosselkraam
Het kan niet anders of Kik is hun naam.
Ze verkopen mosselen per kilo in een zak
Maar heren, let op, de mossel is een
afrodisiac.
Als je er veel eet sta je als een ouwe
viezerik
Elke dag weer bij die mosselkraam van Kik.
Op
de markt is je gulden een daalder waard. Als we de euro niet hadden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten