28 oktober 2014

Markthal


Er is denk ik geen gebouw in het naoorlogse Rotterdam dat unaniem met zoveel enthousiasme is ontvangen als het nieuwe Centraal Station. De bouw heeft  een tijdje geduurd en tijdens de voorbereidende werkzaamheden vroeg menigeen zich argwanend af wat er uit die enorme put tevoorschijn zou komen. Maar nu het er staat is het moment van aankomst en vertrek voor elke reiziger een bijzondere belevenis. Zelfs de fietstunnel is een genot om door te rijden.
            Zal de Markthal eenzelfde ontvangst ten deel vallen? Aan het gebouw zal het niet liggen, want dat is van een kathedraalachtige allure. Vooral de kopse kanten met die enorme bogen van glas maken indruk. En binnen in dit ‘foodwalhalla’(vrij vertaald: voedselhemel, de paradijselijke variant van de voedselbank) is ‘het grootste kunstwerk ter wereld’ te bezichtigen Verbleekt de Taj Mahal daarbij tot een boerenschuurtje en de Chinese Muur tot een lullig schuttinkje?
            Hoe dan ook, de Markthal zal ongetwijfeld veel toeristen trekken. Maar zal dat ook wat opleveren? Veel dagjesmensen, bezoekers van bezienswaardigheden, brengen hun eigen brood en drinken mee van huis omdat de prijzen van zelfs de eenvoudigste versnapering overal de pan uitrijzen.
De gedachte bestaat, hoorde ik zo hier en daar, dat de kooplui van de bestaande markt in de Markthal komen. Maar dat kan ik me niet voorstellen. Kunnen die dat betalen dan? Misschien is het woord Markthal hier enigszins misleidend, want deze Markthal gaat zeven dagen in de week open en heeft vaste ‘winkels’ en vaste ‘winkeliers’.
Een gewone markt is ambulant, verplaatsbaar. De kooplui staan de ene dag hier, de andere dag daar. En altijd buiten, in weer en wind, bij hittegolf en vrieskou. Het is ploeteren en sappelen maar het idee van ongebondenheid en vrijheid ligt voorhanden. ’s Morgens vroeg wordt hun toko opgebouwd en ’s avonds weer afgebroken. Daar hebben ze geen omkijken naar.
            Ik denk dat ik nu zo’n veertig jaar op de markt op de Binnenrotte kom. Vakanties uitgezonderd. Elke zaterdag om een uur of negen, dan is het nog lekker stil. Boodschappen doen en daarna een kop koffie drinken met een aantal vrienden.
Na zoveel jaren leer je wel waar je je spullen moet halen. Voor de verse vis ga ik naar de kraam van Taal, een stelletje Scheveningse koppen, maar vaklui en kwaliteit. Voor de gerookte zalm, makreel, haring en garnalen is de jongste op een na van de Rotterdamse visboerendynastie Gundlach mijn favoriet en aardappelen en uien haal ik bij zijn buurman Jo uit Strijen.
            Als de r in de maand is staan de dames Kik uit Bruinisse weer op de markt:

            Twee Zeeuwse dames in een mosselkraam
Het kan niet anders of Kik is hun naam.
Ze verkopen mosselen per kilo in een zak
Maar heren, let op, de mossel is een afrodisiac.
Als je er veel eet sta je als een ouwe viezerik
Elke dag weer bij die mosselkraam van Kik.
           
Op de markt is je gulden een daalder waard. Als we de euro niet hadden.






Geen opmerkingen: