1 november 2004

Vossenjacht


Het is nog niet lang geleden dat de mussen het koekje van je schoteltje kwamen eten als je op een terras een kop koffie dronk. Maar je ziet er geen een meer. Waar zijn ze gebleven? Ou sont les moineaux d’antan? Misschien waren ze er vorig jaar nog, want je hebt dat niet gelijk in de gaten. Je merkt pas na een hele tijd dat ze er niet meer zijn. Ineens zie je dat de koekjes blijven liggen.
Zou Mao Zedong vanuit zijn marxistisch-leninistisch hiernamaals opdracht hebben gegeven de diertjes te vangen en te vernietigen? Ik herinner aan de film die een keer op de Nederlandse televisie is uitgezonden. Groepen Rode Gardisten trokken er in opdracht van de Grote Roerganger op uit om mussen te vangen. Want die zouden schadelijk zijn voor de gewassen. Zingend en zwaaiend met het rode boekje kwamen ze terug, hun wagens volgeladen met duizenden mussenlijkjes. Misoogsten waren het gevolg.
Of zouden die kleine, onschuldige musjes zijn verdreven door de monsterlijke mantelmeeuwen die sinds een aantal jaren de schrik van onze buurt zijn. Grote witte en zwartgeblokte vogels met een scherpe oranje snavel. Ik schat hun spanwijdte op minstens één meter. Ze horen in kuststreken te zitten en te broeden, maar ik heb me laten vertellen dat hun nesten daar door de vossen worden leeg gevreten. Of er is aan de kust niets meer voor ze te eten. Niemand weet het precies, niemand doet er iets aan.
In een havenstad zie je natuurlijk wel eens meeuwen over de daken scheren en in het gras bij de naburige singel zitten. Hemelsbreed woon ik niet ver van de rivier. Maar tegenwoordig lijkt mijn straat op een soort Doggersbank ten tijde van de haringvangst. Op woensdagochtend, vuilnisophaaldag, schrikt de buurt zodra het licht is wakker van het onbeschrijfelijk gekrijs van de zwermen meeuwen die bezig zijn de vuilniszakken open te pikken. The Birds van Hitchcock is er een vogelkooitje bij vergeleken. Het zijn er minstens dertig of veertig, als er een iets te pakken heeft storten ze zich daar met z’n allen op. Ze worden ook steeds brutaler, ze vliegen niet eens meer op als je er aan komt, maar doen zoals de geroutineerde stadsduiven gewoon een stapje opzij.
Rond elf uur verschijnt de vuilniswagen, waarop de dichtregel: Waar de bezem niet kan komen, verdwijnt het vuil niet vanzelf. Want vuilnis en poëzie gaan in Rotterdam hand in hand. Maar de vuilnismannen nemen alleen de zakken mee, het losse afval laten ze liggen voor de veegploeg die aan het eind van de dag en niet zelden pas de volgende dag komt. Het trottoir ligt dan vol met het afval van tientallen huishoudens.
Een maand geleden dachten we van die smerigheid verlost te zijn, toen er in onze straat ondergrondse vuilcontainers werden geplaatst. Maar we hebben te vroeg gejuicht. Om te beginnen is de opening te klein voor een volle vuilniszak. Ik heb al horen beweren dat dat bewust is gedaan omdat er anders kleine kinderen door kunnen vallen. Ik houd het er voorlopig op dat de ontwerper zijn liniaal niet goed heeft gebruikt. Gerrit Rietveld heeft voor een modeldorp in de Noord-Oostpolder eens huizen ontworpen waarin de slaapkamer tien centimeter te kort was om er een bed in te kunnen zetten, zodanig dat de deur ook nog open kon. Zoiets dus.
Het eerste weekeinde was het gelijk raak, de containers waren al gauw vol, want er zijn er te weinig en ze worden met te lange tussenpozen geledigd. Het afval stapelde zich bovengronds op. Zakken, kartonnen dozen, winkeltassen en voor het gemak zette men ook maar gelijk het grof erbij, matrassen, bankstellen, een ontmanteld fornuis, het kon niet op. De meeuwen vielen krijsend aan. Als dat zo blijft, zit er niets anders op dan dat hele buurt op de vossenjacht gaat.

Geen opmerkingen: