15 november 2004

Wandeling




In de herfstvakantie logeerden we een kleine week in Amsterdam, in het huis van mijn jongste zus die naar Parijs was. Ze woont achter de Overtoom, aan een plein waar deze zomer een ondergrondse parkeergarage is aangelegd. ’s Morgens werden we wakker van het getik van de stratenmakerhamers op de nieuwe rode stenen waarmee het plein wordt geplaveid. Vernuftige machines verplaatsten grond en zand en legden dikke trottoirbanden op hun plaats. Ik kan er uren naar kijken, maar daarvoor waren we niet naar Amsterdam gekomen. Er moest gewandeld worden.
Op het programma stond “een literaire wandeling door het Amsterdam van Nescio”, de schrijver die zo van het vrijzinnige Amsterdam hield en Rotterdam verafschuwde. In de novelle ‘Dichtertje’vertelt hij over Coba die in Rotterdam woont “als straf omdat ze wel eens met een ander heeft gekoketteerd toen ze getrouwd was” en over Dora, een ongehuwde moeder, die naar Rotterdam is verhuisd en daar op een kantoor werkt. Haar baas kent haar voorgeschiedenis en veracht haar niet, integendeel. “Wat iets bizonders is voor een Rotterdammer. En ik denk dat om dezen eenen man deze wanstaltige stad gespaard zal blijven op den grooten dag. Wat weer een nadeel is.” Kennelijk werden overspelige vrouwen in die tijd uit het vrijzinnige Amsterdam verbannen.
Uit het gidsje “Is u Amsterdammer? Ja, Goddank” van Maurits Verhoeff kozen we voor de tweede wandeling, door Amsterdam-Oost, het stadsdeel waar de schrijver vrijwel zijn hele leven woonde. Vanaf het Wertheimpark naar de Muiderpoort is het een mooi gebied, daarna wordt het minder. Maar het was echt wandelweer met een schraal najaarzonnetje. Dat scheelde een stuk.
Er is niet veel fantasie nodig om je de geluksmomenten van Nescio en zijn personages voor te stellen. Maar ik vroeg me en passant wel af waarom J.C. Bloem zo domweg gelukkig kon zijn in de Dapperstraat. Ik zou er nog niet dood gevonden willen worden. We staken de Linnaeusstraat over naar het Oosterpark. Dat daar een paar weken later een laffe moord zou plaatsvinden, lag nog in de schoot van de toekomst verborgen.
In de jaren zestig had ik een zolderkamer gehuurd bij een bejaard echtpaar in de Linnaeushof. Maar die bleek een stuk verder te liggen dan ik mij herinnerde. Ik probeerde me ook tevergeefs de tijd dat ik daar dagelijks fietste voor de geest te halen.Nu las ik dat J.H. F. Grönloh alias Nescio er ook gewoond heeft. In 1956 werd hij getroffen door een beroerte en raakte hij gedeeltelijk verlamd. De buren zagen hem soms zitten op een stoel in het kleine voortuintje. De Kerk van de Heilige Martelaren van Gorcum, een zwaar bakstenen geval dat de hof domineert, zal hem niet vrolijk hebben gestemd. In 1961 overleed Grönloh en werd hij op de Oosterbegraafplaats begraven.
Onze wandeling begon nu op een pelgrimstocht te lijken en zou tot het einde worden volbracht. De gids vermeldde dat het graf van de schrijver in vak 79, op nummer 119, was te vinden. We hebben vak 79 driemaal afgezocht, de herfstbladeren van vervallen grafstenen geveegd en op de knieën gezeten om versleten letters te ontcijferen. Maar het graf van Grönloh noch van Nescio was nergens te vinden.
Toen we de portier er naar vroegen, zag hij in zijn scherm dat er een melding was van een gebarsten steen, maar of deze ook voor reparatie was weggehaald was onduidelijk. In de brochure die een interessante wandeling over de Oosterbegraafplaats belooft en waarin allerlei beroemde Amsterdamse doden worden genoemd, komt de naam van de schrijver die zo van Amsterdam hield in het geheel niet voor. De liefde is blijkbaar niet wederkerig.

P.S. Dat laatste is iets te hard van stapel gelopen. Vrienden die de Oosterbegraafplaats in maart 2005 bezochten, hebben het graf en de steen wel gevonden. De foto is van Gideon van Melle.

Geen opmerkingen: