12 januari 2005

Evacuatie


Foto: John Stanmeyer
Gemeten naar het aantal doden staat bovenaan de lijst van ergste natuurrampen een overstroming in 1887 in China, waarbij 1 miljoen slachtoffers vielen. De lijst op de website van de NOS eindigt met nummer zestien met de aardbeving van twee jaar geleden in de Iraanse stad Bam, waarbij 31.000 mensen omkwamen.
Ter vergelijking: bij de Watersnoodramp van 1953 kwamen 1835 mensen om. Vergelijken is zinloos en ‘as’ is verbrande turf. Maar als de dijken in de Hollandse en Zeeuwse delta op sterkte waren geweest, was de ramp minder catastrofaal verlopen. Als de landen rondom de Indische Oceaan een waarschuwingssysteem hadden gehad, was het nieuwe jaar voor heel wat mensen minder treurig begonnen.

Foto: James Nachtwey
Elke ramp is anders, elk slachtoffer is er een te veel. Elke dode is er een te veel als er nalatigheid in het spel is. Het bericht dat de Thaise autoriteiten een waarschuwing negeerden vanwege de paniek die dat bij de toeristen zou veroorzaken, deed mij denken aan de waarschuwingen van enkele Zeeuwse eilandbewoners die destijds door sommige autoriteiten in de wind werden geslagen. Er zijn gevallen bekend waarbij men de burgemeester niet wakker durfde te maken om de noodklok te mogen luiden.
Nederland had in 1953 welgeteld één helikopter om het rampgebied te verkennen. Maar die kon niet tegen de storm op. Nu hangt de hemel vol met satellieten die de haren in de baard van Ali Baba kunnen tellen, maar niet zodanig zijn geprogrammeerd dat ze in geval van nood een vrije uitwisseling van gegevens kunnen of mogen bewerkstelligen. De hemelse boodschappers hebben altijd in dienst van de machtigen der aarde gestaan.
Het verbijsterende was de snelheid waarmee de vloedgolf de Aziatische kusten overspoelde, de verwoestingen aanrichtte en zich weer terugtrok. Tussen vóór en na zat hooguit een dag. Wij hebben destijds nog een dag en een nacht op de slaapverdieping gezeten. Toen we op uit ons huis werden gehaald voeren we door onze straat die als een kalme vaarweg tussen de huizen lag.
Wie er bij betrokken is ziet een ramp in het perspectief van het moment. Achteraf komen de verhalen. Het verhaal van onze evacuatie is me altijd bijgebleven als een lange vakantie die begon met de aankomst in de Ahoy’-hal in Rotterdam, waar we door medewerkers van het Rode Kruis werden opgevangen. Na meer dan vijftig jaar herinner ik me nog de heerlijke geur en smaak van de puree van aardappelen, peen en uien, die we in een grote kartonnen beker kregen aangereikt. En uit een gigantische berg speelgoed die onder de jeugd van Rotterdam was ingezameld, mocht ik een prachtige, zo goed als nieuwe Dinky Toy uitzoeken.
Maar dat was nog niet alles. Op een avond werd op ons evacuatieadres een bijzonder stuk speelgoed bezorgd, een op schaal nagemaakte tram van het type dat toen door de stad reed, geschilderd in de oude donkere okerkleur van de RET, met een tussenbalkon en voor en achter een stuurinrichting. Wij moeten er bijzonder meelijwekkend hebben uitgezien dat de maker dat prachtstuk aan ons afstond.
En toen we weer thuis waren kreeg ik van mijn aanstaande zwager die in een speelgoedwinkel werkte een margarinedoos vol Meccano-onderdelen. Ze waren roestig geworden van het zoute water. Maar ik was er toch blij mee.
Vóór en na de Ramp is in Zuidwest Nederland nog steeds een begrip, een waterscheiding in de biografie van de mensen die hem hebben meegemaakt. Nog jaren daarna konden we zien hoe hoog het water had gestaan aan de rand van zout die telkens weer op de muur van onze huiskamer terugkwam, hoeveel nieuw behang er ook werd opgeplakt.
In Zuidoost Azië wordt de geschiedenis voortaan van vóór en na de Tsunami geschreven. Aan de kusten van de Indische Oceaan zullen de verraderlijke golven nog heel lang voor het oog van de overlevenden oprijzen.

Achterpagina NRC Handelsblad 11-1-2005 © Rien Vroegindeweij

Geen opmerkingen: