7 januari 2005

Speciale krachten


Dat Jezus van Nazareth niet zoals de man van zijn moeder voor timmerman in de kribbe was gelegd, had de engel Gabriël al voor de goddelijke conceptie aangekondigd. Hij zou een groot man worden, de Zoon van de Allerhoogste, een koning aan wiens koningschap geen einde zou komen.
Opvoedkundig gezien was dat voor de ouders een zorg minder, want vermoedelijk wisten de meeste kinderen toen ook al niet wat ze wilden worden. De beroepskeuze was in die dagen ongetwijfeld beperkter dan tegenwoordig, zeker voor kinderen uit het eenvoudige milieu van timmerlui, vissers en schaapherders waarin de kleine Jezus opgroeide. Maar de jongen had helemaal geen keus. Op z’n twaalfde bleef hij na het pesachfeest ongemerkt in de tempel van Jeruzalem achter om met de priesters en leraren te discussiëren en toen zijn ongeruste ouders hem daar vonden, sprak de zoon hen streng toe of zij niet wisten dat hij in het huis van zijn Vader moest zijn.
Voor gewone mensenkinderen begint op die leeftijd een fase waarin beslissingen moeten worden genomen. Wordt het beroepsonderwijs of middelbaar, hoger of wetenschappelijk voortgezet onderwijs? Het begint eigenlijk al in de peuterspeelzaal of in het kinderdagverblijf, waar de kleine genieën van hun eerste talenten blijk geven. Al is het dan nog onvoorstelbaar in hen de toekomstige boekhouder, fotograaf, bankdirecteur, fiscalist, barkeeper, wetenschapper, journalist of noem maar een beroep of bezigheid te zien. De kleintjes weten gelukkig nog nergens van, maar de ouders zien achter de rapportcijfers een glanzende carrière gloren. Voor sommige ouders gaat de beroepskeuze voor aanleg en talent uit. Er zijn er die al voor de conceptie weten welke universiteit zich in de komst van hun zoon of dochter mag verheugen.
Na een lange loopbaan van vader en bezoeker van ouderavonden kom ik ze nog wel eens tegen, de kinderen van destijds, nu grote kerels en hele dames. Ineens sta je tegenover een meneer waarin je nauwelijks de opgeschoten puber, laat staan de kleine pamperschijter van twintig jaar geleden herkent.
De meeste hebben hun draai gevonden of draaien mee met de vondsten die het leven te bieden heeft. Sommigen zijn al vader of moeder, anderen hebben blijk gegeven van een bepaald talent dat je nooit in hen had vermoed. Terwijl de kleine baasjes van het schoolplein, de vechtersbazen en vlotteriken, de bollebozen en de wijsneuzen niet altijd geworden zijn wat de ouders en de leraren hadden voorspeld.
Anderen zijn uit het zicht verdwenen. Maar je hoort wel eens wat. Een van de schoolkameraadjes van mijn eniggeboren zoon bleek kort voor de Kerst naar Bagbad te zijn uitgezonden. Niet als Nederlandse militair, maar als commando bij de Special Forces van de United States of America. Vader Amerikaan, kunstenaar en hippie, zijn Nederlandse moeder voedde hem na de scheiding en terugkeer in Nederland alleen op. Eerst nog gymnasium gedaan, maar op z’n achttiende gaf hij te kennen zijn eigenlijke vaderland te willen dienen.
De commando’s zijn van die jongens die met nachtkijkers en tot de tanden bewapend speciale opdrachten uitvoeren. Ze sluipen door de straten en stegen van bezette steden om de vijanden van de democratie op te sporen. Het masker van camouflage maakt hen onherkenbaar. Maar als ze nu in beeld worden gebracht, probeer ik die kleine jongen te ontwaren, die stilletjes met zijn lego zit te spelen. Na elke melding van een aanval, van autobommen en zelfmoordacties, heb ik de neiging zijn moeder te bellen. Om te vragen hoe het met hem gaat.

Achterpagina NRC Handelsblad 4-1-2004 © Rien Vroegindeweij
Foto's op de website komen van www.time.com

Geen opmerkingen: