8 februari 2005

Rotterdam durft te doven



In een van de advertenties van de reclamecampagne Rotterdam Durft zien we een jongeman op het balkon van een wolkenkrabber. Een fles rosé in de ene, twee glazen in de andere hand, hoewel er op het tafeltje achter hem maar één schaaltje met iets onduidelijks te eten klaar staat. Dit is geen jongen van de gestampte pot die dadelijk weer naar zijn werk moet om een boot met natte huiden te lossen. Integendeel, dit is het type Rotterdammer dat de gemeente liever ziet blijven of komen dan gaan.
Op de achtergrond zien we de Erasmusbrug, de Nieuwe Maas en de skyline van de binnenstad. Het geheel straalt de sfeer uit van geslaagde ambities, jong, energiek, een poloshirt gevuld met een schitterende toekomst in een torenhoge flat op de Kop van Zuid, het postmoderne waterhoofd van Rotterdam. Volgens het bijschrift woont onze held in ‘de meest internationale stad van Nederland’ op slechts ’28 treinminuten van Schiphol, als de HSL straks klaar is’.
Er is echter één probleem: waar de jongeman staat kan niemand wonen, de hele scène is geënsceneerd op de hoogste verdieping van een kantoorgebouw. Natuurlijk, reclame wordt gemaakt om de zaken mooier voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn. Dat Ruud Gullit in een commercial in Amsterdam de hondenpoep van zijn schoenen veegt, in de stromende regen op de A4 lachend een band wisselt en even later in Rotterdam-Zuid in een stralend zonnetje met gejuich en oude-mannengezang wordt ontvangen, zegt helaas niets over de prestaties van Feyenoord 1.
Met de campagne Rotterdam Durft wil het gemeentebestuur het imago van de stad opvijzelen. Boze tongen beweren dat het gemeentebestuur zelf wel wat glans kan gebruiken. Maar volgens de campagneleiders hebben zowel de eigen inwoners als veel buitenlui een verouderd en saai beeld van Rotterdam. Achterhaalde beelden die moeten worden bijgesteld. Want ‘als geen andere Nederlandse stad is Rotterdam de afgelopen tijd sterk veranderd’.
Dat is waar. Maar dan wel in negatieve zin. Want de stad is in menig opzicht achtergebleven. Persoonlijk heb ik al een tijd het gevoel dat veel dingen vast zitten. Maar dat is natte vingerwerk, sociologie van de straat. Ik zou het ook graag anders zien, maar onderzoekers van de Wiardi Beckmanstichting hebben het bevestigd: Rotterdam loopt achter, de stad staat er ‘in de tijd van de kennisintensieve diensteneconomie minder florissant voor,’ schrijft de redactie van het Jaarboek voor socialisme en democratie.
Het zit de imagebuilders ook niet mee. De campagne zou in augustus vorig jaar van start gaan. Maar dat durfde Rotterdam Durft toch niet aan vanwege grote financiële problemen bij het Havenbedrijf. En vier maanden later was Rotterdam zijn toppositie van grootste haven van de wereld aan Sjanghai kwijtgeraakt. Alsof je de koningin haar kroon afpakt.
De drijvende kracht achter de campagne lijkt de burgemeester te zijn. In spotjes op de lokale televisiezender waarin tante Truus uit de Tarwewijk en Mohammed uit Middelland best durven zeggen waar het op staat, horen we zijn donkerbruine voice-over die zegt: “Rotterdam Durft.”
Wat Rotterdam nu precies durft wat het daarvoor niet durfde wordt niet duidelijk. In zijn nieuwjaarstoespraak gaf de burgemeester nog hoog op van de brede culturele infrastructuur die Rotterdam zo aantrekkelijk maakt. Nog geen maand later protesteren de cultuurinstellingen met het pamflet Rotterdam Dooft tegen de gigantische bezuinigingen in hun sector.
Traditioneel kent de havenstad de kloof tussen rijk en arm, tussen de kleine elite van havenbaronnen en de grote massa van havenarbeiders, populistisch gezegd, de zakkenvullers en de zakkendragers. Daar viel zolang er gestaakt kon worden mee te leven. Maar nu lijkt zich een kloof te vormen tussen schijn en werkelijkheid, tussen een balkon in de lucht en een doofpot op de Coolsingel. Je moet maar durven.

Achterpagina NRC Handelsblad 8-2-2005 © Rien Vroegindeweij

Geen opmerkingen: