19 december 2010

Kachel - De winter van 1962/63 was de koudste en langste van de twintigste eeuw. Hij begon op de verjaardag van Sint Nicolaas met een extreem dichte mist. Veertien dagen later drong de Russische vrieskou dwars door het ijzeren gordijn heen ons luchtruim binnen en op tweede kerstdag viel de eerste sneeuw. Rond de jaarwisseling was er praktisch geen verkeer meer mogelijk. De kolenboeren raakten door hun voorraad heen en het zoutgehalte van het drinkwater steeg onrustbarend, terwijl het zout in de winkels uitverkocht was. Nederland schaarde zich rond de kolenkachel of de oliestook.
Een jaar eerder hadden de Russen op Nova Zembla de Tsar Bomba tot ontploffing gebracht, een bom van 50 megaton, 3000 keer krachtiger dan de bom op Hiroshima. Misschien was het daarom zo koud. Van die Russen kon je alles verwachten, behalve mooi weer.
Zelf voelde ik me die winter als de bejaarde Eskimo die (in een documentaire) zei dat hij het zijn hele leven zo koud had gehad. Ik woonde sinds een half jaar in Rotterdam, in een onbewoonbaar verklaarde woning die niettemin werd verhuurd door een gemeentelijke instelling die Rentegevende Eigendommen heette. Het was eigenlijk een halve woning want de hele was met een wandje van latten en hardboard in tweeën gedeeld. In de andere helft woonde een lorrenboer in luidruchtige gemeenschap met zijn gezin. Van de vrouw des halven huizes leerde ik de smartlappen kennen die ze ten gehore bracht als ze ’s nachts uit het buurtcafé kwam en de trap van onze gedeelde woning opstommelde.
Ik vraag me nu af wat voor kachel ik had in die tijd. Want wie herinnert zich zijn kachels van weleer? Ou sont les poêles d’antan? ’s Nachts kroop ik onder drie dekens en een stapel jassen in bed. Het leven buiten het ouderlijk nest was hard en meedogenloos, maar vrij en vol van dromen.

Geen opmerkingen: